Oefeningen Grammatica
Oefeningen Vocabulaire en Tekstbegrip
Accueil Frans Leren
à
â
ç
é
è
ê
î
ô
ù
Oefeningen frans leren, Vocabulaire : Audio, spreekvaardigheid
Beginnersniveau spreken : eenvoudige zinnen in het Frans uitspreken.
Klik op de player en luister naar wat er gezegd wordt. Zeg het na en klik in het menu op de vertaling van de zin die je hoort.
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Hij is verpleegkundige, hij werkt in een ziekenhuis.
Ik ben docent, ik werk op de universiteit.
Ik studeer literatuur, en jij ?
Ik werk op kantoor, en jij?
Wat doe je in het dagelijks leven?
Wat doet u in het dagelijks leven?
Wat is uw telefoonnummer?
Wie is dat?
Wie is de president van Frankrijk?
Oefeningen frans leren, Vocabulaire : Audio, spreekvaardigheid
Controle
OK