Balzac, Ursule Mirouët 3, Frans leren, vertalingen
Ursule Mirouët
Deel III
(pag.152-158)
Nadat de dokter de deur van de bibliotheek en die van de tuin gesloten had, had hij zijn pleegkind meegenomen naar het raam dat uitkeek op de rand van het water. “Wat heb je toch, wreed kind van me ?” zei hij tegen haar. “Jouw leven is ook mijn hele leven. Zonder jouw glimlach, wat moet er van mij worden ?”
“Savinien zit in de gevangenis !” antwoordde ze. Nadat zij dit gezegd had, stortten de tranen uit haar ogen en barstte zij in snikken uit. “Ze is gered !’ dacht de oude man, en hij voelde haar pols met de angst van een echte vader.
‘Helaas ! Ze heeft dezelfde overgevoeligheid als mijn eigen arme vrouw,’ dacht hij terwijl hij de stethoscoop pakte die hij op het hart van Ursule zette en er zijn oor op legde. ‘Ach kom, alles gaat goed,’ dacht hij.
“Liefje van me, ik wist niet dat je al zo veel van hem hield,” zei hij en hij keek haar aan.
“Maar denk samen met mij zoals je tegen jezelf praat, en vertel me alles wat er is gebeurd.”
“Pleegvader, ik houd niet van hem, want wij hebben elkaar nog nooit gesproken”, antwoordde zij snikkend.
“Maar als ik hoor dat die arme jongen in de gevangenis zit, en dat u keihard weigert hem eruit te halen, en u bent nog wel zo’n goede man !”
“Ursule, engeltje van me, als je niet van hem houdt, waarom zet je dan voor de dag van de heilige Savinien een rood stipje op de kalender, net als voor de dag van de heilige Denis ?
Zeg op, vertel me precies alles wat er gebeurd is over deze liefde.” Ursule werd rood, hield nog een paar tranen in en er was even een moment van stilte tussen haar en haar oom. “Ben je bang voor je vader, je vriend, je moeder, je dokter en je pleegvader? Mijn hart is sinds enkele dagen nog zachter geworden dan het al was …”
“Nou goed, pleegvader,” begon ze, “ik zal je mijn ziel laten zien. In mei is meneer Savinien bij zijn moeder geweest. Tot die reis had ik nooit enige aandacht aan hem geschonken. Toen hij in Parijs is gaan wonen was ik nog klein, en ik zweer u, ik zag nog geen enkel verschil tussen een jonge man en mannen als jullie, behalve dan dat ik van u hield, zonder dat ik wist dat ik ooit nog meer van iemand kon gaan houden. Mijnheer Savinien is een dag voor zijn moeders verjaardag met de veerboot gekomen, zonder dat wij het wisten. Om zeven uur ’s ochtends, toen ik mijn gebeden had opgezegd, deed ik mijn raam open om mijn kamer te laten luchten, en toen zag ik dat de ramen van de kamer van mijnheer Savinien open stonden, en daar stond meneer Savinien in zijn kamerjas en hij was zijn baard aan het doen, en hij had zoveel gratie in zijn bewegingen … enfin, ik vond hem leuk.
Hij kamde zijn snor, zijn baard onder zijn kin, en toen zag ik zijn blanke ronde nek …
Moet ik U echt alles vertellen ? Ik kwam er achter dat die jonge nek, zo fris, en zijn gezicht en zijn mooie zwarte haren zo heel anders waren dan die van u, als ik u uw baard zag doen. Ik weet niet waar het vandaan kwam, maar er kwam iets in me naar boven, als een soort verdamping in golven in mijn hart, in mijn keel, in mijn hoofd, en het was zo heftig, dat ik ben gaan zitten. Ik kon helemaal niet meer staan, zo trilde ik. Maar ik had zo’n zin om hem nog een keer te zien, dat ik op mijn tenen ben gaan staan; en toen zag hij mij, en heeft hij me, bij wijze van grapje, met zijn vingertoppen een handkus toegewuifd, en …” “En ? …” “En,” ging ze verder, “ik verstopte me, en ik schaamde me en was blij tegelijk. Die beweging verblindde mijn ziel en er kwam een of andere kracht in, en het gebeurde telkens weer opnieuw wanneer ik in gedachten zijn jonge gezicht weer terugzag. En uiteindelijk vond ik het leuk om die emotie steeds terug te krijgen, hoe hevig het ook was. Toen ik naar de mis ging dreef een onweerstaanbare kracht me er steeds toe om naar meneer Savinien te kijken die zijn moeder de arm gaf: en zijn manier van lopen, zijn kleren, alles, tot aan het geluid van zijn laarzen op straat toe, vond ik mooi. Het kleinste dingetje van hem, zijn hand bijvoorbeeld, met zo’n mooie fijn leren handschoen, had op mij een effect van een charme. En toch had ik de kracht om niet aan hem te denken tijdens de mis. Bij het uitgaan van de kerk bleef ik zo in de kerk staan dat mevrouw de Portenduère voorging zodat ik achter hem kon lopen. Ik zou u niet kunnen uitleggen hoe leuk ik al die kleine maniertjes vond. Toen ik thuiskwam, en ik me omdraaide om het hek te sluiten …”
“En wat deed vrouw Bougival ?” onderbrak de dokter haar. “O ! Die had ik naar haar keuken laten gaan,” zei Ursule naïef. “En dus kon ik meneer Savinien heel vanzelfsprekend zien stilstaan terwijl hij me aandachtig bekeek. O, pleegvader ! Ik voelde me zo trots toen ik dacht dat in zijn ogen een soort verrastheid en bewondering te zien, dat ik er alles aan gedaan zou hebben om hem een reden te geven naar mij te kijken. Voor mijn gevoel had ik voortaan niets anders meer te doen dan hem te behagen. Vanaf nu is het de mooiste beloning voor mijn goede daden als hij naar mij kijkt. Vanaf dat ene moment denk ik nu de hele tijd aan hem en ik kan er niets aan doen. Meneer Savinien is die avond vertrokken, ik heb hem niet meer gezien, ik vond de rue des Bourgeois totaal verlaten, en het is alsof hij mijn hart heeft meegenomen zonder het te weten.” “Was dat alles ?” vroeg de dokter.
“Alles, pleegvader,” zei ze met een diepe zucht waarin het feit dat zij het erg vond dat ze er niet meer over kon vertellen verstikt zat onder de pijn van het moment.
“Lief meisje van me,” zei de dokter en hij trok Ursule op zijn schoot, “binnenkort word je zestien en dan gaat je vrouwenleven beginnen. Jij zit nu tussen je gezegende kindertijd, die nu ophoudt, en de roerselen van de liefde, die van je leven een noodweer kunnen maken, want jouw zenuwen zijn van een uitzonderlijke gevoeligheid. Wat jou nu overkomt, dat is de liefde, meisje,” zei de dokter diep verdrietig, “dat is de liefde in al zijn heilige naïveteit, liefde zoals die moet zijn: zonder dat je het wilt, snel, als een dief die alles meeneemt … ja, alles ! En ik verwachtte dit al. Ik heb vrouwen heel goed geobserveerd, en ik weet dat de meeste vrouwen pas door liefde overmand worden wanneer zij vele bekentenissen en wonderen van affectie krijgen, dat zij hun stilte pas verbreken en pas overstag gaan als ze overwonnen zijn, maar er zijn ook vrouwen die onder het heerschap van een sympathie die tegenwoordig verklaarbaar is door het magnetische fluïdum, in één tel overmand zijn. Ik kan het je nu wel vertellen: toen ik de charmante vrouw zag die dezelfde naam had als jij, wist ik dat ik alleen haar zou beminnen en haar altijd trouw zou zijn, zonder dat ik wist of onze karakters of onze persoonlijkheden bij elkaar zouden passen.
Bestaat er in de liefde ook helderziendheid ? Wat voor antwoord kun je daar nu op geven, als je zoveel verbintenissen hebt gezien die gevierd waren onder auspiciën van zo’n hemels contract, en die later verbroken werden, een bijna eeuwig durende haat veroorzaakten en volledige walging ten opzichte van elkaar ? Zintuigen kunnen, om het zo uit te drukken, elkaar begrijpen, en denkbeelden kunnen het niet met elkaar eens zijn : en sommige mensen leven misschien meer met denkbeelden dan met hun lichaam. Maar het is in daarentegen vaker zo dat de karakters wel bij elkaar passen maar dat de personen elkaar niet mogen. Deze twee totaal verschillende verschijnselen die de reden van veel ongeluk zou kunnen zijn, tonen maar weer eens aan hoe verstandig het is om wetten te hebben die ouders de macht geven om over het huwelijk van hun kinderen te beslissen; want een jong meisje is vaak het slachtoffer van een van deze twee zinsbegoochelingen. Daarom neem ik je ook niets kwalijk. De gevoelens die je nu hebt, en de beweging die jouw gevoeligheid doormaakt en die zich haastig verplaatst vanuit zijn nog onbekende centrum naar je hart en jouw intelligentie, en het geluk waarmee je aan Savinien denkt, dat alles is heel natuurlijk.
Maar, allerliefste meisje van me, zoals pastoor Chaperon het zei, de maatschappij eist offers voor een groot aantal natuurlijke neigingen. Voor mannen liggen de bestemmingen heel anders dan voor vrouwen. Ik heb Ursule Mirouët als vrouw kunnen kiezen, en naar haar toe kunnen komen door haar te zeggen hoeveel ik van haar hield ; terwijl een meisje tegen haar deugden liegt wanneer zij de liefde zoekt van degene van wie zij houdt : een vrouw heeft niet zoals wij de capaciteit om in het openbaar de vervulling van haar wensen te zoeken. Daarom ook is het schaamtegevoel bij jullie, en vooral bij jou, een barrière waar niet overheen te komen is en waarin je hartsgeheimen verborgen blijven zitten. Jouw twijfel om mij jouw eerste gevoelens toe te vertrouwen zei me genoeg over het feit dat je nog liever de wreedste martelingen zou doorstaan dan toe te geven aan Savinien …”