Hulpwerkwoorden Avoir en Être; Frans leren, grammatica, Vivienne Stringa
HULPWERKWOORDEN |
AVOIR : gebruik en betekenis |
HEBBEN: in een bepaalde lichamelijke, geestelijke of intellectuele toestand verkeren.
|
Il a froid. (Hij heeft het koud. Lichamelijke toestand) - Elle a peur des chiens. (Ze is bang voor honden. Geestelijke toestand) - J’ai de la peine. (Ik heb verdriet. Geestelijke gevoelstoestand) - Tu as raison. (Je hebt gelijk. Rede toestand / intellectueel) |
Bezitten, krijgen, bevatten, bij zich dragen: |
Mon voisin a une belle maison. (bezitten : Mijn buurman heeft een mooi huis.) - Cet élève a la médaille du lieutenant-gouverneur. (krijgen: deze leerling krijgt de medaille van luitenant-gouverneur) - Ce lieu a plusieurs endroits paisibles. (bevatten: Deze plaats kent verschillende rustige plekken.) - Le conducteur a ses papiers d’identité. (bij zich hebben: de bestuurder heeft zijn identiteitspapieren bij zich.) |
Bepaalde eigenschappen, bijzonderheden vertonen. |
Cette vieille dame a les pieds enflés. (Die oude mevrouw heeft gezwollen voeten.) - Mon frère a les yeux bleus. (Mijnbroer heeft blauwe ogen.). |
Een relatie tussen personen uitdrukken (familieband, hiërarchie, etc.) |
Cette femme a trois enfants (Die vrouw heeft drie kinderen.). - Ils ont quelques amis. (Ze hebben een paar vrienden.) - Certains employés ont un patron compréhensif (Sommige werknemers hebben een begripvolle baas.). |
Bedriegen, bedotten, duperen, overwinnen. Ce vendeur nous a eus. (duperen, bedriegen, beetnemen, afzetten) Een leeftijd hebben Cet enfant a dix ans. (Dit kind IS tien jaar.) Tonen, uitspreken. Elle a une parole agréable chaque fois qu’elle me rencontre. (Iedere keer als zij me tegenkomt zegt ze iets aardigs tegen me.) Uitdrukking, onpersoonlijke strekking. Il y a bien longtemps que je t’attends. (Ik wacht al heel lang op je.) Verplicht zijn, moeten avoir à (semi-hulpwerkwoord). J’ai à travailler davantage pour réussir. (Ik moet meer gaan werken om te slagen.) |
ÊTRE : Verschillende functies en betekenissen |
Liggen, afkomstig zijn van, komen uit, zich bevinden, Zijn Elle est en vacances. (zijn, zich bevinden ; ze is op vakantie) Behoren tot (gevolgd door een voorzetsel van bezit) Ces timbres sont à ce collectionneur. (Deze postzegels zijn van deze verzamelaar.) Niet hebben. |
GEBRUIK VAN DE HULPWERKWOORDEN AVOIR OF ÊTRE BIJ DE VORMING VAN VOLTOOID DEELWOORDEN |
Het hulpwerkwoord AVOIR wordt in hoofdzaak gebruikt met: |
Transitieve werkwoorden Intranisiteve werkwoorden Onpersoonlijke werkwoorden (meestal te maken met het weer). |
Het hulpwerkwoord ÊTRE wordt meestal gebruikt met: |
Passieve werkwoorden (in alle tijden) |
Sommige werkwoorden kunnen vervoegd worden met zowel AVOIR als ÊTRE, afhankelijk van de betekenis. |
Met avoir om een actie uit te drukken. |
Fonetisch onderscheid tussen het gebruik van AVOIR en ÊTRE |
Ai / Et (uitspraak voor allebei = é zoals blé, chanter, dansez) J’ai acheté du pain. J’avais acheté du pain. (Ik heb brood gekocht, ik had brood gekocht.) (Hulpwerkwoord avoir gebruikt bij het voltooid deelwoord acheter.) ET Aie / aies / ait / aient / es / est (uitspraak : è zoals in crèche, forêt) Werkwoord avoir in de subjonctif présent: Hulpwerkwoord avoir in de subjonctif passé en de l’impératif passé (gebiedende wijs verleden tijd). Het onderwerp waarvan de uitgang afhankelijk is, is de eerste persoon enkelvoud wanneer het werkwoord in de subjonctif staat. Als het werkwoord in de gebiedende wijs staat, is er geen onderwerp. (Wel een verondersteld onderwerp: "tu" , 2e persoon enkelvoud ). Vaak is het voegwoord que aanwezig bij de subjonctif. Men kan het in de spreektaal vervangen door het infinitief van avoir voor de betekenis van de zin:Il faut que j’aie de bons résultats aux prochains examens. (Ik moet goede resultaten halen bij het volgende examen.) Men kan ook zeggen «Il me faut avoir de bons résultats». Il faut que j’aie réussi tous mes cours. Hier hulpwerkwoord avoir, gevolgd door het voltooid deelwoord réussi. (Werkwoord réussir in de subjonctif passé.) Men kan zeggen « avoir réussi tous mes cours ».Aanwezigheid van voegwoord que. Onderwerp eerste persoon enkelvoud je. Werkwoord avoir in de gebiedende wijs : (weinig gebruikt) Aie une agréable soirée ! (Heb een fijne avond !) Men kan zeggen « avoir une agréable soirée ». Werkwoord avoir in de gebiedende wijs. Er is geen onderwerp, maar veronderstelt de 2e persoon enkelvoud, tu. Pour une inscription rapide, aie rempli le formulaire avant de te présenter. Het werkwoord remplir staat in de voltooid verleden gebiedende wijs gevormd met het hulpwerkwoord avoir. Geen onderwerp. Aie rempli veronderstelt dat het advies/de raad zich richt tot tu = toi, 2e persoon enkelvoud. AIES AIT AIENT |
ES EST |
On a / on n’a ; on est / on n’est ON A ON N’A ON EST ON N’EST • Kan vervangen worden door il n'est. • Hier heeft men te maken met de ontkenning of restrictie ne… pas, ne… plus, ne… point, ne… jamais, ne… que, etc.I |