aanwijzend voornaamwoorden; ce, cet, cette, ces
Het aanwijzend voornaamwoord
|
Enkelvoud + zelfstandig naamwoord (deze, die, dat, dit) |
Meervoud + zelfstandig naamwoord (die, deze) |
Mannelijk |
Ce, (cet + klinker) ce livre, cet arbre |
Ces livres, ces arbres |
Vrouwelijk |
Cette table, cette école |
Ces tables, ces écoles |
|
Enkelvoud (losstaand met aanduiding van plaats) |
Meervoud (losstaand met aanduiding van plaats) |
Mannelijk |
celui (degene), celui-ci, celui-là (deze hier, die daar) |
ceux (degene-n) ceux-ci, ceux-là (deze hier, die daar) |
Vrouwelijk |
celle (degene), celle-ci, celle-là (deze hier, die daar) |
celles (degene-n), celles-ci, celles-là (deze hier, die daar) |
Onzijdig |
ça, cela, ce, ceci, (dat, dit, deze, die, het) |
|
Het aanwijzend voornaamwoord (le pronom démonstratif) |
|
Vormen en functies |
Verwijzing:- Ces livres sont magnifiques, et je vais acheter celui-là. (Deze boeken zijn geweldig, en ik ga die daar kopen.) (In beide voorbeelden is het aanwijzend voornaamwoord mannelijk enkelvoud, omdat het gaat om ÉÉN boek.)
|
Bijzonderheden |
Sommige aanwijzend voornaamwoorden (ceci, cela, ça) kunnen onzijdig van geslacht zijn om voorwerpen of abstracte situaties (een handeling, een ding, een begrip etc.) aan te duiden en in dat geval blijven ze mannelijk enkelvoud : - Ta conduite est contraire aux lois en vigueur et ça va te coûter cher. (Je (rij)gedrag gaat tegen de geldende wetten in en dat zal je duur komen te staan)
|
5 - CE (het, dat) wordt meestal als onderwerp gebruikt en altijd voor het werkwoord être : - C'est du bon travail, (dat is mooi werk) of voor een betrekkelijk voornaamwoord : ce qu'il faut retenir, c'est la morale. ( (dat) wat je moet onthouden is het fatsoen) - C'est demain ton anniversaire. Morgen is het je verjaardag/het is morgen je verjaardag) - Si vous me laissez choisir, je prends celui-ci. (Eigenlijk was het : celui qui est ici : als u me laat kiezen, dan neem ik deze hier). - Si vous me laissez choisir, je prends celui-là. (Eigenlijk was het : celui qui est là, loin de moi : als u me laat kiezen, dan neem ik die daar). - La rose et la pomme ne sont pas comparables, celle-ci (la pomme) est un fruit, celle-là (la rose) est une fleur. (Een roos en een appel kun je niet vergelijken; dit (de appel) is een vrucht, en dat (de roos) is een bloem) - Aimer, c'est vivre. (Beminnen, dat is leven) Behalve: als het tweede werkwoord een ontkenning heeft : - Tricher n'est pas jouer. (En niet : tricher - Ce qui me ferait plaisir, c'est le voyage en mer. (En niet ► ce qui me ferait plaisir |