CHEZ, À ; WANNEER WORDEN DEZE VOORZETSELS GEBRUIKT; WAT BETEKENEN ZE; VIVIENNE STRINGA
CHEZ of À |
CHEZ en Àzijn voorzetsels; de betekenis is meestal BIJ of NAAR,
|
CHEZ |
Chez betekent etymologisch gezien dans la maison de: In het huis van, bij ... thuis; en zou uit het Latijn komen van het woord "casa" = huis/ maison. (overigens niet te verwarren met "chai" , dat de plaats is waar wijn in vaten wordt bewaard : "mis en bouteille dans nos chais"). |
CHEZ als voorzetsel kan alleen bij levende wezens toegepast worden. (persoonsnamen of dierennamen) - Il habite chez ses parents (dans la maison de ses parents) “Hij woont bij zijn ouders (Hij woont nog thuis)”. - Il est chez lui (hij is thuis), elle est chez elle (ze is thuis), je suis chez moi (ik ben/zit thuis), tu es chez toi ? (ben je thuis?) - Vincent est allé chez Martine hier (Vincent is gisteren bij Martine thuis geweest.) - Qu'est-ce qu'on fait cette après- midi? - Il va cet après-midi chez le docteur. (Hij gaat vanmiddag naar de dokter) Het betekent BIJ als het gebruikt wordt bij namen van groepen: |
Het betekent BIJ, NAAR bij bepalingen van plaats, en dan moet de persoon bij wie het gebeurt, ook vermeld staan : Bij mij/jou/ons/jullie/ hun/haar/hen thuis: chez-moi, chez-toi, chez-soi, chez-nous, chez-vous, chez-eux, chez-elle, chez-elles : - Chacun son chez-soi (ieder zijn eigen thuis) - Nous sommes ravis qu'elle ait enfin son chez-elle (Wij zijn blij dat ze eindelijk een eigen (t)huis heeft) Bij namen van bedrijven als Total, Air France, Renault, Peugeot: hiervoor moet men eerst enkele afwegingen maken alvorens het juiste voorzetsel te kiezen: - Als de naam van het bedrijf een naam is van een persoon, dan gebruikt men CHEZ : - Je travaille chez Renault. (Ik werk bij Renault) - Il achète ses vêtements chez Leclerc. (Hij koopt zijn kleren bij Leclerc) |
À (als voorzetsel) |
Men gebruikt À als voorzetsel: Voor een naam van een instelling: - Arthur va à la poste (Arthur gaat naar het postkantoor) - Oh, celui-là, il doit encore être dans l'eau. In een zin waar de bijwoordelijke bepaling van plaats een naam heeft (een instelling, een winkel, een plaats, een plek), of bepaalde ruimte of gebouw: - Il va faire une demande de passeport à la mairie. - Mon père est à la mairie. (Mijn vader is in/op het gemeentehuis) - Le prof est à l'ecole. (De leraar zit op school.) - Tous les matins il se rend à la gare. (Elke ochtend gaat hij naar het station) LET OP : à + le wordt AU : - Elle avait mis le sac aux poubelles. (Ze had de zak bij het vuilnis gezet.) |
NUANCEVERSCHILLEN : À of CHEZ |
- Je l'achète chez le boucher (Ik koop dat bij de slager) - Je vais à la boulangerie. (Ik ga naar de bakker.)
- Arthur est employé à Air France (Arthur werkt bij Air France) - Il achète ses vêtements à Carrefour. (Hij koopt zijn kleren bij Carrefour) - La viande de boeuf est en promotion cette semaine chez Leclerc. (Rondvlees is in de aanbieding deze week bij Leclerc.) |
À, EN of DANS voor GEOGRAFISCHE NAMEN : |
MANNELIJKE landennamen beginnend met een MEDEKLINKER : = (à + le =) AU : - Se rendre au Congo. (Naar Congo gaan) |
MANNELIJKE landennamen die met een KLINKER - Se rendre en Israël - Arriver en Chine. (Naar Italië, Israël, China gaan) |
Voor EILANDENNAMEN VROUWELIJK: EN of À:- Aller en Corse (Naar Corsica gaan) - Se rendre en Sicile. (Naar Sicilië gaan) - Se rendre à Chypre. (naar Cyprus gaan) |
Voor OUDE FRANSE PROVINCIENAMEN VROUWELIJK of BEGINNEND
|
Voor FRANSE DEPARTEMENTEN, MANNELIJK, wordt heel vaak DANS + lidwoord gebruikt:- Aller à la pêche dans le Gers. (Gaan vissen in de Gers.) |
Voor SAMENGESTELDE NAMEN met een verbindingsstreepje: EN- Se rendre en Charente-Maritime ou en Haute-Garonne. BEHALVE: Als de eerste van die twee namen mannelijk is, dan is het : DANS LE : |
Werkwoord + voorzetsel: ALLER À |
Men gebruikt ALLER À wanneer na het werkwoord een woord komt dat een beweging verwoordt: - Arthur, à chacune de ses visites, allait à la poste. (Arthur ging, bij elk bezoek, naar het postkantoor.) - Je finis mon courrier et ensuite je vais aux nouvelles. (Ik maak mijn brieven af en dan ga ik het nieuws lezen.) (►à + les = AUX) |