CONSTRUCTION DE LA PHRASE; ZINSBOUW; frans leren; grammatica; vivienne stringa

De zin in het Frans: het BASISMODEL

Een zin bevat woordgroepen die samen een betekenis uitdrukken. Deze woordgroepen moeten altijd in een bepaalde volgorde staan, volgens een bepaalde structuur. Meestal gebruikt men een basismodel om zinnen te vormen, te ontleden en om de structuur te analyseren.

Zo'n basismodel bevat meestal twee verplichte woordgroepen, het onderwerp en gezegde (de kat speelt...), en één of meerdere andere woordgroepen die als bepalingen dienen (... met een takje). ZIe hieronder het verschil van de woordvolgode met het Nederlands.

Basismodel van de woordvolgorde van een Franse zin:

Onderwerp - gezegde - lijdend voorwerp - bepalingen (bepalingen van tijd, van plaats, van hoedanigheid)

Basismodel : onderwerp + gezegde (werkwoorden) + lijdend voorwerp + bepaling

Je porte mon sac souvent. (Ik draag mijn tas vaak) Je = onderwerp, porte = gezegde,  mon sac = lijdend voorwerp, souvent = bepaling

J'ai porté mon sac souvent. (Ik heb mijn tas vaak gedragen)

Onderwerp + werkwoord + [lijd.vw.] + [meew. vw.] of + [bepaling]   

Je donne  le panier  à la vendeuse  dans le magasin. (Ik geef het mandje aan de verkoopster in de winkel.)

Je donnerai le panier  à la vendeuse  dans le magasin. (Ik zal het mandje aan de verkoopster in de winkel geven.)

Je vais donner le panier  à la vendeuse  dans le magasin. (Ik ga het mandje aan de verkoopster in de winkel geven.)

Onderwerp + werkwoord « être » + [bepaling bij het onderwerp]

Le magasin est grand 

Eenvoudige en complexe zinnen

EENVOUDIGE ZINNEN:  Wanneer een zin maar één vervoegd werkwoord bevat, noemt men dat een eenvoudige zin. 

Frans leren Il va à l'école (Hij gaat naar school)

COMPLEXE ZINNEN : Wanneer er meerdere werkwoorden in een zin staan, noemt men dit een complexe zin. In complexe zinnen staan dan ook meerdere zinsstructuren uit het basismodel. Dus, meer dan één syntactische zin met zijn eigen onderwerp, gezegde en bepalingen.

Frans leren L'école qu'il a fréquentée autrefois, a brûlé la semaine dernière. (De school waar hij vroeger op zat, is vorige week afgebrand.)

Hoe maak je van twee zinnen die gescheiden worden door een punt en een hoofdletter ÉÉN ZIN ?

DAT KAN OP TWEE MANIEREN:

 1. DOOR EEN VAN DE ZINNEN ONDERSCHIKKEND TE MAKEN:

[ Mes parents ont offert à mon frère un voyage en Italie. Les pâtes sont savoureuses en Italie ].

[ Mes parents ont offert à mon frère un voyage en Italie où les pâtes sont savoureuses ].

(Mijn ouders hadden als cadeau voor mijn broer een reis naar Italië.

Pasta is heerlijk in Italië. Mijn ouders hadden als cadeau voor mijn broer een reis naar Italië, waar de pasta heerlijk is.)


De ondergeschikte zin où les pâtes sont savoureuses zit nu in het lijdend voorwerp van het werkwoord ont offert ; dit kan men doen met behulp van het onderschikkende voegwoord   (waar) , dat tevens een betrekkelijk voornaamwoord is : het slaat terug op de plaats  Italie. De ondergeschikte bijzin hangt nu af van het zelfstandig naamwoord Italie.

De hoofdzin is de zin die een bijzin bevat; het werkoord uit de hoofdzin heet dan ook het hoofdwerkwoord. De ondergeschikte bijzin heeft geen zelfstandigheid.  Hij kan niet los van de hoofdzin staan als deze  gescheiden wordt door een punt.  

2. DOOR COÖRDINATIE OF NEVENSCHIKKING

(de twee zinnen blijven gelijkwaardig, er wordt alleen een nevenschikkend voegwoord gebruikt):

[Mes parents ont offert à mon frère un voyage en Italie], [ils en avaient déjà offert un à ma soeur] et [ils m’en offriront peut-être un après mon baccalauréat].  
Zin één en zin twee zijn nevenschikkend door de komma, en zin twee en zin drie zijn door het voegwoord ET (en) coördinerend.

Bij coördinatie of nevenschikking zijn de zinnen autonoom en zouden gescheiden kunnen worden door een punt.

Het nevenschikkende voegwoord verdwijnt dan. Nevenschikkende voegwoorden zijn: en, maar, of, dan wel), dus, want.
Frans leren Nous partirons en vacances en juillet (et) (;).

Frans leren je crois que nous irons en Espagne.

Zinnen met een andere zinsbouw

Er zijn ook zinnen die niet volgens het basismodel worden opgebouwd, ook al hebben ze niet direct een verandering ondergaan :

Onpersoonlijke zinnen (met een onpersoonlijk werkwoord, zoals het regent, er is, etc.) ;

Frans leren Il pleuvra demain. Het gaat/zal morgen regenen.)
Frans leren Il fallait partir tôt. (Er moest vroeg vertrokken worden.)
Frans leren Il reste peu de temps avant la première. (Er blijft weinig tijd over voor de première.)
Het onpersoonlijke werkwoord wordt vervoegd met het persoonlijk voornaamwoord IL.

Dit kan HIJ, HET, of ER betekenen, afhankelijk van het werkwoord. Er zijn soms meerdere mogelijkheden om iets onpersoonlijks uit te drukken, zoals bijvoorbeeld 'er is een ongeluk gebeurd' :

 Frans leren Un accident est arrivé. (persoonlijke vorm) / Il est arrivé un accident. (onpersoonlijke vorm) (Er is een ongeluk gebeurd.)

AANKONDIGENDE ZINNEN (voici, voilà, il y a, c’est) ;

Frans leren Il y avait un problème. (Er was een probleem)

Frans leren Y aurait-il des solutions ? (Zouden er oplossingen zijn?)

Frans leren Voilà deux bonnes nouvelles ! (Dat zijn twee goede nieuwtjes!)

Frans leren Ce n’étaient pas les miennes. (Dat waren niet de mijne.)

Frans leren Voici venir la fin du cours. (Nu komt het einde van de les eraan.)

Frans leren Il y a que j’aurais une autre question à poser. (Het is zo dat ik nog een vraag te stellen heb.)

NON-VERBALE zinnen (zinnen waarin geen vervoegd werkwoord staat) ; 

Frans leren Stationnement interdit. Condamné à mort! (Parkeren verboden. Ter dood veroordeeld)

Frans leren Quelle affaire ? Stupide, ce film ! (Waar gaat het om? Stom, die film !)

ZINNEN MET HET HELE WERKWOORD (zinnen waarin de verbale kern een infinitief is)

Frans leren Pourquoi refuser une telle offre ?
Frans leren Ne pas copier sur son voisin.

Verandering van zinstypen en - vormen

Een zinstype is :  verklarend, vragend, uitroepend, OF gebiedend.

Een zinsvorm is één van de vier volgende :

positief of negatief

actief of passief

neutraal of empathisch

persoonlijk of onpersoonlijk.

Men kan het type en de vorm van een zin veranderen door een aantal veranderingen toe te passen:

BASISMODEL:  (zinstype verklarend, positief, actief, neutraal en persoonlijk )

 Frans leren L’écureuil a croqué la noix. (de eekhoorn heeft de noot opengekraakt)

EEN TOEVOEGING: (zinstype wordt vragend)

Frans leren Est-ce que l’écureuil a croqué la noix ? (Heeft de eekhoorn de noot opengekraakt?)

EEN VERVANGING: (zinstype vragend maken)

Frans leren Qui a croqué la noix ? (Wie heeft de noot opengekraakt?)

VERPLAATSING: (passieve vorm)

Frans leren La noix a été croquée par l’écureuil. (De noot is opengekraakt door de eekhoorn)

WEGLATEN: (zinstype gebiedende wijs)

Frans leren Croque cette noix. (Kraak deze noot)

ACCENTUERING (MANIPULATION D’ENCADREMENT) (empathische vorm)

Frans leren C’est l’écureuil qui a croqué la noix. (Het is de eekhoorn die de noot heeft opengekraakt)

SCHEIDING (empathische vorm)

Frans leren L’écureuil, il a croqué la noix . (De eekhoorn, die heeft de noot opengekraakt.)

De zin : Le chat a chassé habilement les souris, is verklarend, positief, actief, neutraal en persoonlijk ; deze zin kan door bovengenoemde manipulaties een ander type worden :

VRAGEND (positief, actief, neutraal en persoonlijk)

 Totale vraag (Over de hele zin, en het enig mogelijke antwoord is ja of nee) Zelfde volgorde na Est-ce que
Frans leren Est-ce que le chat a chassé habilement les souris ? (Toevoeging van een vraagwoord)

Frans leren Le chat a-t-il chassé habilement les souris ? (Toevoeging van een voornaamwoord) Inversie, d.w.z. het herhalen van het onderwerp en vervolgens omdraaien van werkwoord en onderwerp

-Gedeeltelijke vraag (Over een gedeelte van de zin)
Frans leren Qui a chassé habilement les souris ? (Wie heeft er muizen gevangen?)

(Vervanging van een gedeelte van de zin door een vragend voornaamwoord)

Frans leren Qu’est-ce que le chat a chassé habilement ? (Wat heeft de kat makkelijk gevangen?)

(Vervanging van een gedeelte van de zin door een vragend voornaamwoord dat de zinsvolgorde verandert )

UITROEPEND (positief, actief, neutraal en persoonlijk)

Frans leren Comme le chat a chassé habilement les souris ! (Toevoeging van een uitroepend voornaamwoord)
Frans leren Que de souris le chat a chassées habilement ! (Verplaatsing van het lijdend voorwerp en vervanging van het lidwoord) 

GEBIEDEND (positief, actief, neutraal en persoonlijk)

Frans leren Chasse habilement les souris. (onderwerp verdwijnt)

ONTKENNEND (verklarend, actief, neutraal en persoonlijk)

Frans leren Le chat n’a pas chassé habilement les souris.

(Toevoeging van ontkennende bijwoorden)

Frans leren Le chat n’a chassé habilement aucune souris.

(Toevoeging van een ontkennend bijwoord en vervangen van het lidwoord door een ontkennend bepalend lidwoord)
Frans leren Aucun chat n’a chassé habilement les souris.

(Toevoeging van een ontkennend bijwoord en vervanging van het lidwoord door een ontkennend bepalend lidwoord) 

PASSIEF (verklarend, positief, neutraal en persoonlijk )

Les souris sont chassées habilement par le chat. (Onderwerp, lijdend voorwerp en vervanging van het werkwoord door être gevolgd door een voltooid deelwoord en toevoeging van het voorzetsel par)

EMPHATHISCH (verklarend, positief, actief en persoonlijk )

Frans leren C’est le chat qui a chassé habilement les souris. (Hierbij wordt de nadruk gelegd op het onderwerp, in het Nederlands zegt men dat met alleen een klemtoon op 'De kát')

(Accentuering van het onderwerp door de woorden c’est… qui)

Frans leren Ce sont les souris que le chat a chassées.

(Verplaatsing van het lijdend voorwerp en accentuering door de woorden ce sont… que)

Frans leren Ce qui a chassé les souris, c’est le chat.

(Scheiding en accentuering : het lijdend voorwerp wordt onderwerp wordt door de woorden ce qui... c’est)

Frans leren Ce que le chat a chassé habilement, ce sont les souris.

(Scheiding van het lijdend voorwerp door de woorden ce que… ce sont)

Frans leren Le chat, il a chassé habilement les souris.

(Scheiding en herhaling van het onderwerp door een persoonlijk voornaamwoord )

Frans leren Il a chassé habilement les souris, le chat.

(Scheiding en aankondiging van de de gescheiden woordgroep door een persoonlijk voornaamwoord)

ONPERSOONLIJK (verklarend, positief, actief en neutraal)

Deze zin kan vanwege het onderwerp le chat niet onpersoonlijk gemaakt worden.
Werkwoorden als entrer, venir, arriver en se passer kunnen echter wel onpersoonlijk gemaakt worden, en worden dan aan het begin van de zin gezet.
Voorbeeld :  Frans leren Trois chats entrent dans cette cage. Verklarend, positief, actief en neutraal. Kan worden: verklarend, positief, actief, neutraal en onpersoonlijk :

Frans leren Il entre trois lions dans cette cage.

(Verplaatsing van het onderwerp en toevoeging van het persoonlijk voornaamwoord IL : er komen drie leeuwen de kooi binnen.)

De zin in het Frans: het BASISMODEL