Frans leren, ontkennend maken
ONTKENNINGEN IN HET FRANS |
In het Frans bestaat een ontkenning altijd uit twee delen: |
Nooit ne ... jamais Niemand ne ... personne Nergens ne ... nulle part Niets ne ... rien Geen ne ... pas de Niet meer ne ... plus |
Op de puntjes komt de PERSOONSVORM (pv) te staan, dat wil zeggen de vervoegde werkwoordsvorm. Hierna volgt een schema, let op de plaats van de ontkenning ! |
|
Eenvoudige vorm: présent, imparfait, futur, conditionnel |
Ontkennende vorm Voorbeelden |
NIET |
Onderwerp + NE + werkw + PAS |
Il ne part pas (Hij vertrekt niet) Elle ne dort pas (zij slaapt niet) Elle ne dormait pas (zij sliep niet) Il ne partira pas (Hij zal niet vertrekken) Il ne partirait pas (Hij zou niet vertrekken) |
NIEMAND |
NE + ww + PERSONNE |
Je ne vois personne (Ik zie niemand) |
NOOIT |
NE + ww + JAMAIS |
Il ne ment jamais. (Hij liegt nooit) |
NERGENS |
NE + ww + NULLE PART |
Je ne la trouve nulle part (Ik kan haar nergens vinden) |
NIETS |
NE + ww + RIEN |
Je ne veux rien (Ik wil niets) |
GEEN |
NE + werkw + PAS + DE |
Je n'ai pas de chats. (Ik heb geen katten) Il ne voit pas de chats (Hij ziet geen katten) |
NIET MEER |
NE + werkw + PLUS |
Il ne travaille plus (Hij werkt niet meer) |
Ontkenning |
Met hulpww en voltooid dlw. |
Ontkennende vorm met hulpww. |
Niet |
NE + hulpww + PAS + vlt.dlw. |
Il n'est pas venu (Hij is niet gekomen) |
Nooit |
NE + hww + JAMAIS + vlt.dlw |
Il n'est jamais venu (Hij is nooit gekomen) |
Niets |
NE + hww.+ RIEN + vlt.dlw. |
Je n'ai rien vu (Ik heb niets gezien) |
Iemand |
NE + hww + volt.dlw. + PERSONNE |
Je n'ai vu personne (Ik heb niemand gezien) |
Nergens |
NE + hww + volt.dlw. + NULLE PART |
Je ne l'ai vu nulle part (Ik heb hem nergens gezien) |
Geen |
NE + hww + PAS + volt.dlw + DE |
Je n'ai pas eu de chats (Ik heb geen katten gehad) |
Niet meer |
NE + hww + PLUS + volt.dlw |
Il n'a plus travaillé (Hij heeft niet meer gewerkt) |
UITZONDERING: LET OP: |
Wanneer NIEMAND onderwerp is, geldt de volgende regel: |
Personne ne le voit. (Niemand ziet hem) Personne ne l'a vu. (Niemand heeft hem gezien) Personne n'a rien vu. (Niemand heeft iets gezien) Personne (ne) veut le voir. (Niemand wil hem zien) Personne ne veut résoudre ce problème. (Niemand wil dat probleem oplossen) |
Hulpwerkwoorden als ‘KUNNEN, GAAN, WILLEN' kunnen een infinitief krijgen:
|
Met infinitief (HELE WERKWOORD) |
Ontkennend |
Niet |
NE + persoonsvorm+ PAS + infinitief |
Je ne veux pas parler (Ik wil niet praten) |
Nooit |
NE + persoonsvorm + JAMAIS + infinitief |
Il ne veut jamais aider (Hij wil nooit helpen) |
Niets |
NE + persoonsvorm + RIEN + infinitief |
Je ne peux rien faire (Ik kan niets doen) |
Nergens |
NE + persoonsvorm + inf + NULLE PART |
Je ne veux aller nulle part (Ik wil nergens heen) |
Niemand |
NE + persoonsvorm + infinitief + PERSONNE |
Je ne veux voir personne (Ik wil niemand zien) |
Geen |
NE+ persoonsvorm+ PAS + infinitief +DE |
Je ne peux pas avoir de chats ici (Ik kan hier geen katten houden) |
Niet meer |
NE+ persoonsvorm+ PLUS + infinitief |
Il ne peut plus travailler (Hij kan niet meer werken) |
Bevestigend ◄► ontkennend: hier staan de tegenstellingen (antoniemen)
Nederlands |
Frans |
Bevestigend |
Ontkennend |
Los: als antwoord op vraag of als ondersteuning |
ook◄►ook niet |
Aussi◄►non plus |
Je viens aussi (Ik kom ook) |
Je ne viens pas non plus (Ik kom ook niet) |
Je ne viendrai pas demain. Moi non plus (je ne viendrai pas). (Ik kom morgen niet; ik ook niet) |
helemaal◄►helemaal niet |
Tout à fait◄►pas du tout |
Ils sont tout à fait satisfait (Ze zijn volkomen tevreden) |
lIs ne sont pas du tout satisfait (Ze zijn helemaal niet tevreden) |
Il n'est pas du tout content. Lui non plus. (Hij is helemaal niet tevreden, hij ook niet.) |
nog ◄► niet meer
nog steeds ◄► niet meer |
Encore ◄► ne...plus
toujours◄►ne... plus |
J'ai encore faim (Ik heb nog honger) Elle a toujours sa vieille voiture (Zij heeft nog steeds haar oude auto) |
Je n'ai plus faim (ik heb geen honger meer)
Elle n'a plus sa vieille voiture (Ze heeft haar oude auto niet meer) |
Je n'ai plus faim non plus (Ik heb ook geen honger meer) Elle l'a toujours (Zij heeft hem nog steeds Elle ne l'a plus (Zij heeft hem niet meer) |
altijd◄►nooit |
Toujours◄►ne...jamais |
Je t'ai toujours aimé (Ik heb altijd van je gehouden) |
Je ne t'ai jamais aimé (Ik heb nooit van je gehouden) |
Tu as déjà mangé des huitres? - Non, jamais. (Heb je wel eens oesters gegeten? Nee, nog nooit.) |
Geen◄►wel |
Pas de◄►si |
Il a une maison (Hij heeft een huis)
|
Il n'a pas de maison (Hij heeft geen huis) |
Il n'a pas de maison? - Si, il en a une. (Heeft hij geen huis? Jawel, hij heeft wel een huis) |
Voor een verkorte schematische versie van alle ontkenningen, klik op: |