Herhalings- en contrôle oefeningen van werkwoorden (niveau 5 et 6ème année ), FRANS LEREN, VIVIENNE STRINGA
Herhalings- en contrôle oefeningen van WERKWOORDEN
|
Zet de werkwoorden (op -RE, -IR, -IRE, -ER) in de 3e persoon enkelvoud van : 1) le présent (tegenwoordige tijd) |
Vervoeg de werkwoorden (op -RE ) die tussen haakjes staan in de présent (tegenwoordige tijd) |
Zet de werkwoorden (op -ER) die tussen haakjes staan in de présent (tegenwoordige tijd), en herschrijf ze daarna in l’imparfait (onvoltooid verleden tijd). |
Zet de volgende werkwoorden (op -ER: corriger, prononcer, ranger, interroger, commencer, nager, bercer) in de présent (tegenwoordige tijd) en in de imparfait (onvoltooid verleden tijd), van de 1e persoon enkelvoud (je) en de 1e persoon meervoud (nous). Daarna de impératif (gebiedende wijs) in de 2e persoon enkelvoud (tu) en in de 2e persooon meervoud (vous). |
Zet de volgende werkwoorden (op -ER en /IR): prier, supléer, recréer, remuer, haïr, jouer, étudier, saluer) : in de 1e persoon enkelvoud en meervoud van de présent (tegenwoordige tijd) en de imparfait (onvoltooid verleden tijd), en daarna in de 2e persoon enkelvoud en meervoud van de futur simple (toekomende tijd). |
Zet de volgende werkwoorden in de 1e pers. enkelvoud en meervoud van de présent (tegenwoordige tijd) en de futur simple (toekomende tijd). In de derde rij moeten ze in de 2e pers. enkelvoud en meervoud van de impératif (gebiedende wijs) gezet worden. |
Zet de werkwoorden in de 2e persoon enkelvoud en meervoud van de présent (tegenwoordige tijd) en in de futur simple (toekomende tijd) en in de 1e persoon enkelvoud en meervoud van de subjonctif. |
Zet de werkwoorden die tussen haakjes staan in de présent (tegenwoordige tijd). Exemple : Elle les (entendre) ----------------------------- crier de loin. |
Zet de werkwoorden die tussen haakjes staan in de imparfait (onvoltooid verleden tijd). Let goed op wat het onderwerp is. Exemple: Zoé (vouloir) ________________ apprendre à nager. Sa grand-mère l’(encourager) _________________ grandement. |
Zet de werkwoorden die tussen haakjes staan in de juiste tijd en persoon die gevraagd wordt. Let goed op wat het onderwerp is. |