Het voltooid deelwoord, le participe passé(PAGE Nº1); grammatica; Frans leren; Vivienne Stringa
Comme je descendais des Fleuves impassibles,Je ne me sentis plus guidé par les haleurs :Des Peaux-Rouges criards les avaient pris pour ciblesLes ayant cloués nus aux poteaux de couleurs.Rimbaud, Le Bateau ivre, 1870-1871. |
LE PARTICIPE PASSÉ (Het voltooid deelwoord) |
ER ZIJN TWEE VORMEN VOOR HET UITLEGGEN VAN EEN VAN DE MOEILIJKSTE GRAMMATICAREGELS VAN DE FRANSE TAAL.1) ALGEMENE BASISUITLEG (SCHOOLNIVEAU) 1) UITLEG MET DE VERSCHILLENDE REGELS VOOR DE UITGANG VAN HET VOLTOOID DEELWOORD (NIVEAU DOCENT/LINGUÏSTIEK) |
Hieronder vast een aantal oefeningen voor het testen van algemene kennis en niveau |
ALGEMENE BASISUITLEG (schoolniveau) |
Het voltooid deelwoord zonder hulpwerkwoord |
Regel: Het voltooid deelwoord dat gebruikt wordt zonder hulpwerkwoord krijgt de uitgang van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Deze uitgang is alsof het voltooid deelwoord gebruikt wordt als een bijvoeglijk naamwoord met het werkwoord être (zijn), dus als een naamwoordelijk gezegde. Voorbeelden: Une actrice énervée. (Een geïrriteerde actrice.) Bijzondere gevallen:
|
Voltooid deelwoord met het hulpwerkwoord ÊTRE |
Regel: Het voltooid deelwoord met het hulpwerkwoord ÊTRE krijgt ALTIJD de uitgang van het onderwerp van het werkwoord. Voorbeelden: Elles sont arrivées hier. Bijzondere gevallen: Wanneer «nous» of «vous» het enkelvoud bedoelen, dat wil zeggen «je» of «tu», dan blijft het voltooid deelwoord in het enkelvoud staan: Madame, êtes-vous déjà allée à Paris? Nous sommes parvenu à démontrer l'exactitude de l'équation. [de auteur bedoelt hier zichzelf door de « nous de modestie» (pluralis majestaticus, bescheidenheidsvorm) te gebruiken. In het Engels bestaat die ook, de koningin van Engeland zegt dan bijvoorbeeld "We are not amused"] |
Voltooid deelwoord met het hulpwerkwoord AVOIR |
Regel: Het voltooid deelwoord dat vervoegd wordt met het hulpwerkwoord avoir krijgt de uitgang van het lijdend voorwerp WANNEER HET LIJDEND VOORWERP VÓÓR HET VOLTOOID DEELWOORD staat. Voorbeelden: Avez-vous mangé les gâteaux que je vous ai donnés? [mangé quoi? ► les gâteaux; LIJDEND VOORWERP, dit staat er achter, dus geen uitgang / donné quoi? ► les gâteaux; staat er vóór, dus wél een uitgang.] |
Bijzondere gevallen: Sommige intransitieve werkwoorden wekken soms de indruk een lijdend voorwerp bij zich te hebben, maar dan gaat het vaak om een bijwoordelijke bepaling. Dit verklaart het feit dat er dan dus geen verbuiging van het voltooid deelwoord plaatsvindt. Voorbeelden: Les deux heures qu'il a dormi [er wordt gevraagd: il a dormi combien de temps? En niet : il a dormi quoi?]. Les dix ans que sa présidence a duré. De werkwoorden avoir, dépenser, gagner, parier, perdre, rapporter zijn altijd transitieve werkwoorden, waardoor zij altijd een lijdend voorwerp krijgen, ook al lijken deze op een bijwoordelijke bepaling. Met andere woorden, deze werkwoorden krijgen de uitgang van de standaardregel: Ses cent ans, quand les a-t-il eus? Les cinq euros que j'ai dépensés, que j'ai pariés of que j'ai gagnés. Bij veel andere werkwoorden kan alleen de betekenis besluiten of we te maken hebben met een lijdend voorwerp (mogelijke uitgang) of met een bijwoordelijke bepaling (dan blijft het voltooid deelwoord onvernaderd) Voorbeelden: Les arbres que le vent a couchés (de bomen die de wind heeft omgewaaid), maar la nuit que j'ai couché dehors (de nacht waarin ik buiten heb geslapen). Les deux cents dollars que cela m'a coûté (coûté combien?), maar les efforts que cela m'a coûtés (coûté quoi?). Les terrains que nous avons mesurés, maar les trois acres que cette propriété a mesuré avant l'expropriation (hoeveel). In zinnen die afhankelijk zijn van een vergelijking (zoals plus que, meer dan), gebruikt men het neutrale voornaamwoord «l'» ; dit betekent cela en kan dus geen uitgang veroorzaken: L'affaire est plus grave que je ne l'avais pensé. Joseph Hanse merkt daarentegen op dat er wel degelijk twee mogelijkheden zijn: Elle est plus belle que je ne l'avais imaginée, of: imaginé. |
UITLEG VAN DE VERSCHILLENDE REGELS VOOR DE UITGANG VAN HET VOLTOOID DEELWOORD (NIVEAU VO/ STUDIE) |
1) De uitgang van het voltooid deelwoord (Algemene regels). 2) De uitgang van het voltooid deelwoord (zonder uitgang). 3) De uitgang van het voltooid deelwoord bij " étant donné, mis à part et fini ". 4) De uitgang van het voltooid deelwoord bij ci-annexé, ci-joint, ci-inclus. 5) De uitgang van het voltooid deelwoord bij "coûté, valu et pesé". 6) De uitgang bij "dit, cru, dû, pu, su". 7) De uitgang van het voltooid deelwoord bij " L". 8) De uitgang van het voltooid deelwoord tussen twee maal "que" of tussen "que" en "qui". Op de volgende pagina: LE PARTICIPE PASSÉ (Het voltooid deelwoord) van Nº9 tot en met Nº15 9)De uitgang van het voltooid deelwoord dat na een verzamelwoord of aanwijswoord komt. 10) De uitgang van het voltooid deelwoordmet een bijwoord van hoeveelheid. 11) De uitgang van het voltooid deelwoord dat na het woord "en staat. 12) De uitgang van het voltooid deelwoord bij onpersoonlijke werkwoorden. 13) De uitgang van het voltooid deelwoord met het betrekkelijk voornaamwoord dat eraan voorafgaat. 14) De uitgang van het voltooid deelwoord vóór een infinitief. 15) De uitgang van het voltooid deelwoord van wederkerende werkwoorden |
1) De uitgang van het voltooid deelwoord (Algemene regels). |
Het voltooid deelwoord ZONDER AUXILIAIRE (hulpwerkwoord) , is als een bijvoeglijk naamwoord en krijgt de uitgang horende bij het getal en het geslacht van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort:
Het voltooid deelwoord dat met "être" vervoegd wordt krijgt de uitgang van het getal en geslacht van het onderwerp van het werkwoord:
Het voltooid deelwoord dat vervoegd wordt met het hulpwerkwoord "avoir" krijgt de uitgang van het getal en geslacht van het lijdend voorwerp wanneer dit VÓÓR het voltooid deelwoord staat :
Wanneer het lijdend voorwerp na het voltooid deelwoord staat of wanneer er helemaal geen lijdend voorwerp is, dan blijft het voltooid deelwoord DAT VERVOEGD WORDT MET HET HULPWERKWOORD "avoir" , ONVERANDERD.
|
2) Geen uitgang : het voltooid deelwoord blijft onveranderd |
De voltooid deelwoorden attendu, compris, non-compris, y compris, entendu, excepté, ôté, ouï, passé, supposé, vu blijven onveranderd wanneer ze VÓÓR een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord staan. In dat geval hebben ze de functie van een voorzetsel.
Wanneer deze voltooid deelwoorden ACHTER het woord komen, krijgen ze de normale uitgang.
OPMERKING: Wanneer de plaats van het voltooid deelwoord door een gewone inversie (omkering) komt, komt er ook een uitgang
Een inversie van een zinsdeel tussen komma's heeft geen invloed op de uitgang.
|
3) Uitgang bij étant donné, mis à part en fini |
Wanneer de uitdrukkingen étant donné, mis à part, fini, passé vóór een zelfstandig naamwoord komen, mogen ze naar keuze een uitgang krijgen. Dus hier kunnen geen fouten gemaakt worden!
"Fini" : wanneer dit aan het begin van de zin staat, kan het soms de uitgang van het onderwerp krijgen dat erna komt, en men kan er het werkwoord "être" bij denken:
Opmerking: Wanneer de volgende uitdrukkingen er achter komen te staan (behalve "étant donné" , omdat deze woordgroep altijd vooraan komt) komt er een gewone uitgang:
|
4) Uitgangen bij ci-joint, ci-inclus |
De woordrgroepen "ci-annexé, ci-joint, ci-inclus" veranderen in getal en geslacht als ze de functie hebben van epitheton of predikaat:
Ze blijven onveranderd wanneer ze een bijwoordelijke waarde krijgen (dan staan ze gelijk aan woorden als "ci-contre, ci-dessous", etc.).
Deze regel is eerder vaag, men komt beide mogelijkheden tegen, naar gelang de schrijver of spreker de uitdrukking beschouwt als predikaat of bijstelling:
Maar men laat deze uitdrukkingen wel onveranderd indien:
|
5) Uitgang bij coûté, valu en pesé |
De voltooid deelwoorden "coûté, valu, pesé, marché, couru, vécu, dormi, régné, duré..." blijven onveranderd bij een bijwoordelijke bepaling van meting. De bijwoordelijke bepaling is niet het lijdend voorwerp. Het beantwoordt niet de vragen "wat?" of "wie?" ( "quoi ?" ou "qui ?" ) , maar op de vraag "hoeveel?" ("combien?")
Let er wel op dat sommige van deze werkwoorden wél transitief gebruikt kunnen worden en dus ook echt een lijdend voorwerp hebben; dan komt er dus wél een uitgang!!. Vaak is het zo dat ze een andere betekenis krijgen waardoor het makkelijk uit te vinden is of het een bijwoordelijke bepaling hebben of een lijdend voorwerp. Er komt een uitgang bij de volgende werkwoorden wanneer zij de exacte betekenis hebben van:
|
6) Uitgang van dit, cru, dû, pu, su |
De voltooid deelwoorden "dit, dû, su, voulu, cru, pu, pensé, permis, prévu..." blijven onveranderd als er achter een infinitief of een bijzin kan worden herhaald. Het betrekkelijk voornaamwoord "que" is dan het lijdend voorwerp van het veronderstelde werkwoord en niet van het voltooid deelwoord :
Let op de betekenis van de zin : Soms kan het werkwoord een lijdend voorwerp hebben dat er vóór staat en dan komt er wel een uitgang.
|
7) Uitgang van het voltooid deelwoord met L' |
Wanneer het voltooid deelwoord als lijdend voowerp het persoonlijk voornaamwoord l' heeft, dan krijgt het de uitgang van het woord dat de l' vertegenwoodigt. De onveranderde versie komt het meest voor. Het is ook een kwestie van interpretatie. Onthoud het volgende:
|
8) Uitgang van het voltooid deelwoord tussen twee maal que of tussen que en qui |
Het voltooid deelwoord blijft onveranderd indien het achter "que" komt en vóór het betrekkelijk voornaamwoord "qui". In deze constructie is het lijdend voorwerp de hele bijzin met het onderwerp. Het woord "qui" verwijst hiernaar.
Wanneer het voltooid deelwoord tussen twee keer QUE staat, blijft het onveranderd als de eerste que (het betrekkelijk voornaamwoord) het lijdend voorwerp is van het werkwoord dat achter het voltooid deelwoord staat. (De tweede que is de bijzin). Voorbeelden:
Als de eerste que (betekkelijk voornaamwoord) het lijdend voorwerp is van het voltooid deelwoord, komt er wél een uitgang.
|
Op de volgende pagina:LE PARTICIPE PASSÉ (Het voltooid deelwoord) Nº9 tot en met Nº159) De uitgang van het voltooid deelwoord dat na een verzamelwoord of aanwijswoord komt. 10) De uitgang van het voltooid deelwoord met een bijwoord van hoeveelheid. 11) De uitgang van het voltooid deelwoord dat na het woord EN staat. 12) De uitgang van het voltooid deelwoord bij onpersoonlijke werkwoorden. 13) De uitgang van het voltooid deelwoord met het betrekkelijk voornaamwoord dat eraan voorafgaat. 14) De uitgang van het voltooid deelwoord vóór een infinitief. 15) De uitgang van het voltooid deelwoord van wederkerende werkwoorden |