Les groupes de verbe,groupe 2; Franse werkwoorden uit de 2e groep; grammatica; Frans leren; Vivienne Stringa

De Franse werkwoorden uit de 2e groep

De werkwoorden uit de 2e groep eindigen op -ir en hun tegenwoordig deelwoord eindigt op -issant,

en het voltooid deelwoord op - i) :

Frans leren      bondir : bondissant

Frans leren      grandir : grandissant...

 

De eerste drie personen van de tegenwoordige tijd en de passé simple zijn hetzelfde :

      Frans leren   je grandis, tu grandis, il grandit 

Bijzonderheden :

Het werkwoord Bénir (zegenen)

Het voltooid deelwoord (Le participe passé) van dit werkwoord heeft twee vormen:

Frans leren      bénit (mnl ev), bénite (vrl ev)

Frans leren      béni (mnl ev) , bénie (vrl ev)

De eerste vorm wordt alleen toegepast als bijvoeglijk naamwoord (épithète ) en als het gaat om een religieuze zegening en het geldt alleen voor voorwerpen :

Frans leren      le pain bénit, de l'eau bénite...

maar:  - cette médaille a été bénie par le prêtre ...

Het werkwoord Fleurir ► hierbij bepaalt de betekenis de uitgang. Letterlijke betekenis : bloeien

Frans leren      imparfait: fleurissais,

Frans leren      participe présent (tegenwoordig deelwoord): fleurissant.

►    des prés fleurissant au printemps.

 Figuurlijke betekenis: prospérer = welvaren. Hier verandert het werkwoord:

Frans leren      imparfait : florissais

Frans leren      participe présent (tegenwoordig deelwoord) : florissant

Frans leren      une industrie florissante.

  Het werkwoord Haïr (haten)

Bij dit werkwoord blijft de trema altijd staan, behalve bij de eerste drie peronen enkelvoud van de présent (tegenwoordige tijd) en de  2e persoon enkelvoud gebiedende wijs :

Frans leren      nous haïssons, je haïssais.

en:

Frans leren      nous haïmes, vous haïtes (passé simple)

Frans leren      qu'il haït (imparfait subjonctif)

maar:

Frans leren      je hais, tu hais, il hait

Frans leren      ne hais pas...

Het werkwoord Ressortir

Er zijn twee werkwoorden ressortir met verschillende betekenissen en de een hoort bij de 2e groep en de ander bij de 3e groep :

2e groep : « être du ressort de » (onder de verantwoordelijkheid zijn van)

Het wordt vervoegd met avoir en er staat altijd het voorzetsel à  bij :

Frans leren      ces affaires ressortissent à une autre juridiction. (deze zaken vallen onder een andere rechtspraak)

3e groep : « sortir de nouveau », « résulter » (weer naar buiten komen, resulteren)

Wordt vervoegd als sortir  en er staat altijd het voorzetsel de bij:

Frans leren      il est ressorti de cette maison deux heures après. (Twee uur later kwam hij het huis weer uit)

Frans leren      il est ressorti de cette conversation que... (Uit dit gesprek kwam naar buiten dat...)

Opmerking

Sommige werkwoorden die lijken op werkwoorden uit groep 3  krijgen toch de vervoeging van de werkwoorden uit de 2e groep:

Frans leren      maudire, asservir, répartir (verschillend van de werkwoorden repartir en départir).

De Franse werkwoorden uit de 2e groep