LIDWOORD, DELEND LIDWOORD, ONBEPAALD LIDWOORD, BEPAALD LIDWOORD; FRANS LEREN GRAMMATICA; VIVIENNE STRINGA
Bepalend lidwoord |
Onbepaald lidwoord |
Delend lidwoord |
LE, LA, LES
|
UN, UNE, DES
|
DU, DE LA, DE L', DES
|
Zie voor een uitgebreid schema |
BEPALEND LIDWOORDLE = enkelvoud mannelijk (de, het) : Le boulanger pétrit le pain. (De bakker kneedt het brood.) Le livre est épais. (Het boek is dik.) LA = vrouwelijk enkelvoud (de, het): LES = meervoud, mannelijk en vrouwelijk (de) : Les garçons, les filles de mon collège. (De jongens, de meisjes van mijn school.) Het bepalende lidwoord geeft enkelvoud of meervoud aan en het geslacht, mannelijk of vrouwelijk, van het (zelfstandig naam- ) woord waar het bij hoort. Deze woorden zijn: mensen, dieren, een voorwerp of een begrip (concreet of abstract). Het woord 'bepalend' betekent dat de spreker of schrijver het woord kan identificeren, en dat het bekend is bij de tegenspreker. Il a acheté la veste marron.(Hij heeft de bruine jas gekocht. La veste = een duidelijk bepaald voorwerp). Het lidwoord staat altijd VOOR het zelfstandig naamwoord. La route est longue. Le joli vélo. Les petites voitures. |
LE, LA, LES, L': LIDWOORD of PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD? |
Niet verwarren met de persoonlijk voornaamwoorden "le, la, les" : (hem, haar, hen). Il porte le pain = LE is hier WEL een bepalend lidwoord. (Hij draagt het brood) Il le montre du doigt = LE is hier een persoonlijk voornaamwoord. (Hij wijst hem na/aan) Zie ook de Persoonlijk voornaamwoorden In het Frans gebruikt men vaak een lidwoord in plaats van een bezittelijk naamwoord; dit gebeurt vaak bij lichaamsdelen. Let op, het is dus niet zoals wij dat in het Nederlands kennen: J'ai le nez qui coule. (Mijn neus loopt) Elle a la jambe paralysée. (Haar been is verlamd) Tu as les pieds enflés.(Je voeten zijn opgezwollen.) Il a malau dos. (à + le Hij heeft pijn in zijn rug) J'ai mal à la cheville (Ik heb pijn aan mijn enkel.) Elle a mal aux yeux. (à + les Ze heeft pijn in haar ogen.) |
Samentrekkingen, afkortingen |
De lidwoorden le en la worden afgekort als ze voor een klinker staan, of voor een stomme "h" : L' oiseau. (En niet: ► le oiseau) - L' artiste. (En niet ► le artiste) - L'histoire. (En niet ► la histoire) - L'hirondelle fait son nid. |
ONBEPAALD LIDWOORD |
UN = mannelijk enkelvoud : UN jour. (een dag) UN chauffeur passera vous prendre. Soms wordt het voor algemeenheden gebruikt: UN tigre est plus dangereux qu'une gazelle. (Men zegt over het algemeen dat een tijger gevaarlijker is dan een gazelle.) |
LET OP: |
Als er een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord staat, dan wordt DES vervangen door DE : Elle a essayé DE jolies robes. (En niet ► elle a essayé DES jolies robes). "Des autres" wordt vaak samengetrokken tot "d'autres" : Uitzondering: des petits pois (doperwtjes = vaste uitdrukking; petit pois is als het ware één woord) |
BIJZONDERHEDEN |
Bij opsommingen met verbindingswoorden blijft het lidwoord staan: LES femmes et LES enfants passent toujours devant. (vrouwen en kinderen mogen altijd eerst.) Maar:bij twee bijvoeglijk naamwoorden die verbonden worden met het woordje ET, horend bij een zelfstandig naamwoord, dan krijgt het tweede bijvoeglijk naamwoord geen lidwoord : UNbrillant et studieux élève. (In plaats van ► un brillant et un studieux élève) Hetzelfde geldt voor het voegwoord OU, als dit voor een tweede zelfstandig naamwoord komt te staan dat uitleg geeft over het eerste, dan krijgt het tweede zelfstandig naamwoord geen lidwoord : UN gardien de moutons ou berger. (In plaats van ► Un gardien de moutons ou un berger).(een schapenhoeder of een herder) Idem voor woorden die samengaan: Lycée DES Arts et Métiers. (De Kunsten- en Ambachtschool) Idem bij synoniemen : Il fit UN étonnant et étrange récit. (Hij hield een vreemd en verrassend betoog.) Je vous présente UNE compagne et amie que j'aime bien. (Ik stel jullie een partner en vriendin voor die ik graag mag.) Idem voor bepaalde formules en uitdrukkingen en gezegdes: LES gravures et sculptures de ce Musée. (Etsen en sculpturen uit dit museum) |
HET DELEND LIDWOORD |
Het delend lidwoord wordt gebruikt voor zelfstandig naamwoorden waarbij er in het Nederlands geen lidwoord staat: fruit, drank, brood, kaas, bier, wijn, water; en meervoudswoorden boeken, tafels, auto's. In het Frans is er namelijk WEL ALTIJD een lidwoord bij een zelfstandig naamwoord nodig. Zie voor meer voorbeelden HET DELEND LIDWOORD. DU= mannelijk woord met medeklinker: DU pain. (brood) DU sucre. DE LA = vrouwelijk woord met medeklinker: DE LA viande, de la crème. (vlees, room) DE L'= voor een vrouwelijk of mannelijk woord met klinker : DE L'alcool, de l'orge. (alcohol, gerst) DES = voor een mannelijk of vrouwelijk woord in het meervoud : DES fruits, DES boissons, DES des livres . (fruit/vruchten, drank/ drankjes, boeken) |
BIJZONDERHEDEN |
Onmeetbare getallen of hoeveelheden krijgen ook een delend lidwoord: Il est passé chercher DU maïs. (Hij is langsgekomen voor maïs. ► Maïs zonder bekende hoeveelheid) Avez-vous DU cuir ? (Verkoopt u ook leer? Leer zonder aangeduide hoeveelheid). |
SAMENVATTING en HERHALING: |
LE, LA, LES zijn bepalende lidwoorden die met precisie (bepalend) het zelfstandig naamwoord aangeven dat er na komt: UN, UNE, DES zijn onbepaalde lidwoorden die zonder nadere precisie een zelfstandig naamwoord aanduiden dat er na komt: Un train est rapide (Een trein gaat snel) Une voiture est partie (Een auto is vertrokken.) Des colis sont arrivés. (Er zijn pakjes aangekomen.) DU, DE LA, DES zijn delende lidwoorden die "een onbekende hoeveelheid", ofwel "een gedeelte van" een geheel aanduiden van het zelfstandig naamwoord dat er na komt, maar waarbij er in het Nederlands geen lidwoord staat : Achetez du lait (Koop melk) Achetez de la viande (Koop vlees) Achetez des fruits. (Koop fruit) AU, AUX, DU, DES zijn samentrekkingen van lidwoorden met voorzetsel : AU =à +le, AUX = à + les, DU = de + le, DES = de + les : Je vais AU vélodrome en niet > je vais à le vélodrome. Soms hebben lidwoorden een afgekorte vorm wannner zij voor een klinker komen te staan : L'artiste est en piste (De acrobaat staat in de piste) L'arbre grimpe haut. (De boom groeit hoog) L'ombre me garde au frais. (De schaduw houdt me koel.) |