On, on n', ont; gebruik en voorbeelden
ON, ON N', ONT: verschil en gebruik |
ON |
1 ⇒ ON : "MEN" is altijd onderwerp en verwijst naar mensen waarvan nadere precisering niet bekend is. De werkwoordsuitgang is de derde persoon enkelvoud. ON kan betekenen: Eén of meerdere personen die niet nader bepaald zijn. Te vergelijken met tout le monde, quelqu'un, n'importe qui (men of je) : On espère toujours une amélioration du marché de l'emploi. (MEN) On doit montrer l'exemple pour être écouté. (MEN: de mensen, men; Les gens, les êtres humains doivent montrer l'exemple). Je crois qu'on a sonné à la porte ? (Quelqu'un a sonné à la porte ; Iemand heeft net gebeld aan de deur/ Er werd net gebeld aan de deur). Alors on mange bien à la cantine ? (Is het eten goed in de kantine?/ Eet je goed in de kantine?) (Tout le monde, n'importe qui mange-t-il bien à à la cantine ?). On est satisfait du résultat, car on est passé près d'une tragédie. ("We" zijn tevreden met het resultaat, want we zijn aan een tragedie ontsnapt). On est obligé de respecter le Code de la route. ("Men "moet de regels van het wegverkeer in acht nemen) Cet après-midi on manifeste en ville. ("On" = "Er wordt vanmiddag gedemonstreerd in de stad") On pense que la terre est ronde. (Men denkt dat de aarde rond is) Lorsqu'on est vieux, on parle toujours de la jeunesse. (Wanneer je oud bent, dan heb je het de hele tijd over je jeugd/ wanneer men oud is, praat men altijd over zijn jeugd) Il y a longtemps qu'on parlait de cette histoire. (Il y a longtemps que l'homme parlait de cette histoire). ON wordt vaak gebruikt in gezegdes en spreekwoorden: On ne fait pas d'omelette sans casser des œufs. ("Men maakt geen omelet zonder eieren te breken ► Waar gehakt wordt, vallen spaanders") On reconnaît l'arbre à ses fruits. ("Men herkent de boom aan zijn vruchten") ON moet voor elk werkwoord herhaald worden als het daar het onderwerp van is: On le rechercha toute la nuit, on le retrouva affaibli et on l'emmena aussitôt à l'hôpital. ► FOUT ►(On le rechercha toute la nuit, le retrouva affaibli et on l'emmena aussitôt à l'hôpital). Als ON herhaald wordt, dan moet er gekeken worden of het wel met dezelfde persoon te maken heeft: On doit terminer ce qu'on nous a donné à faire ► FOUT ► want ON ALS ONDERWERP betekent hier "wij" of "men" (NIET NADER BEPAALD) en de ON uit "qu'on nous" verwijst naar bepaalde personen. Wat wel goed is: on doit terminer ce qui nous a été donné à faire. (Je moet/we/wij moeten altijd afmaken wat men ons heeft/wat ons is opgedragen) On ne s'exprime clairement que lorsqu'on connaît bien son sujet. ►les personnes qui connaissent bien leur sujet sont les mêmes que celles qui s'expriment ► goed. Roméo et moi, on a pris l'avion ce matin et on est arrivés le soir. (Hier is de "on" steeds dezelfde personen: Roméo et moi. Dus dan klopt de mannelijk meervoud uitgang van "arrivés" ook: ON zijn "Roméo et moi"). Wat ook kan : Roméo et moi, nous avons pris l'avion ce matin et nous sommes arrivés le soir. Maar pas op : De klank van qu'on wordt als zeer hinderlijk ervaren, vandaar dat men het door QUE L' heeft vervangen : Dès que l'on sera prêt, on partira - 2 ⇒ ON : als persoonlijk voornaamwoord (je, tu, nous, vous) zijn de precieze details van de persoon / personen wel bekend: in dit geval is het werkwoord nog steeds in de derde persoon enkelvoud, maar het voltooid deelwoord vervoegd met être kan in het meervoud komen te staan: Julie, qu'envisager quand on est reçue à ce concours ? (Precieze identificatie van het onderwerp in vrouwelijk enkelvoud). Pourquoi se disputer, vu qu'on est amis ? (De persoon die spreekt is een man, en om "vrienden" te zijn moeten er minstens twee mensen zijn = meervoud en mannelijk, want we weten dat er één een man is) On est fatigués car la bataille fut rude. (De soldaten zeiden dit, en bedoelden "wij" zijn moe.) On semble heureuse de retrouver ses enfants. (... (in dit geval: een vrouw) lijkt gelukkig als ze haar kinderen weer ziet) On est toujours ravie d'être remarquée par les hommes. (Zekerheid dat een vrouw dit zegt). On est venus avec le train. (We zijn met de trein gekomen, zegt een vader, hoofd van het gezin) |
Controle: ON is een persoonlijk voornaamwoord ► als het vervangen kan worden door "nous, vous" : On peut tout raconter aux parents lorsqu'on a du chagrin ► nous pouvons tout raconter aux parents lorsque nous avons du chagrin. Ma cousine et moi on a le même âge ► ma cousine et moi nous avons le même âge. On verra bien ce qui arrivera ? ► vous verrez bien ce qui vous arrivera, disait un professeur à des filles de sa classe. Qu'est-ce qu'on prendra ? dit le serveur du bar à ses clients (zegt de ober tegen de klanten) ► in plaats van qu'est-ce que vous prendrez ? On est toujours ravie d'être remarquée par les hommes ► vous êtes ravie d'être remarquée par les hommes. Noot 1 ⇒ Het voornaamwoord (met nadruk) van ON is meestal SOI: On a toujours besoin d’un plus petit que soi. On aime rapporter tout à soi. Noot 2 ⇒ ON : als ON gevormd wordt met "ne, n' : = on ne, on n'; dan komt er altijd een ontkennende bepaling achter, zoals: aucun, personne, rien, guère, jamais, pas, point, plus, aucun, nul : On n'échappe jamais à son destin. On ne lui fera aucun mal. De ontkenning "ne" wordt N' wanneer er een klinker achter komt: On n'arrivera pas de bonne heure demain soir. ( Il n'arrivera pas de bonne heure demain soir) Noot 3 ⇒on n'est pas parti ►met n' ► Noot 4 ⇒ on-dit ►betekent "wat men zegt" oftewel "geruchten, roddels,": L'accusation ne repose que sur des on-dit. (er bestaat geen meervoud van) Noot 5 ⇒ qu'en-dira-t-on ? ► "wat zal men er van denken" : dit is een zelfstandig naamwoord in het Frans, en er kan een mannelijk enkelvoud of meervoud lidwoord voor komen. Il faut savoir passer outre aux qu'en-dira-t-on. Noot 6 ⇒ Een bezittelijk voornaamwoord uit dezelfde zin en verwijzend naar de onbepaalde ON uit de zin, staat dan ook in de 3e persoon meervoud : On doit assumer les conséquences de ses erreurs. |
3 ⇒ Uitgang van het voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord als ON het onderwerp is
|
ONT |
4 ⇒ ONT : is de derde persoon meervoud van het werkwoord avoir in de tegenwoordige tijd: Ils ont fouillé toute la forêt. Controle: ONT is een werkwoord ► als het vervangen kan worden door "ils avaient":
Cette semaine ils ont fait de bonnes affaires ► cette semaine ils avaient fait de bonnes affaires. On dit que le match est faussé, mais au final ils ont gagné ►les gens disent (in plaats van: on dit) que le match était faussé, mais au final ils avaient gagné. |
Populair taalgebruik: (Dit is vaak spreektaal of français familier, niet voor normaal taalgebruik.) Dit onderdeel is louter ter info, het wordt niet aangeraden om het voor het gewone taalregister te gebruiken. In informeel taalgebruik wordt "on" in de plaats gezet van: tu : On est contente ma chère sœur ? (In plaats van ►tu es contente ma chère sœur). je : On remarquera que je me suis appliqué pour rédiger ce devoir. (In plaats van ►je ferai remarquer que je me suis appliqué pour rédiger ce devoir). De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord wordt wel aangepast aan getal en geslacht maar het werkwoord blijft enkelvoud:Eh bien les garçons, on est contents de la randonnée ? (En, jongens, vonden jullie het tochtje leuk?) Alors ma petite, on est remise de ses émotions ? (Zo meisje, ben je een beeetje bekomen van de emoties?) De volgende constructie wordt ook vaak gebruikt in de spreektaal: de zin met nous, on ...:Nous, on a l'habitude de crier pendant le match. (O, ja, wij schreeuwen altijd wel tijdens de wedstrijd) Nous, on pense que vous avez tort. (Nou, wij denken dat u ongelijk heeft.) |