Persoonlijk Voornaamwoorden, Pronoms personnels, GRAMMATICA, FRANS LEREN , VIVIENNE STRINGA

HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD

Verschillende vormen van persoonlijk voornaamwoorden in het Frans

Een persoonlijk voornaamwoord kan verschillende functies hebben in een zin.
De belangrijkste is natuurlijk het onderwerp: je, tu, il/elle/on, nous, vous, ils/elles.

Het onderwerp is degene die   Het werkwoord vervoegt , en die altijd vlakbij het werkwoord staat.
Deze vorm wordt dus altijd gebruikt bij  de Rijtjes  van   de Werkwoorden .

  Frans leren   Voornaamwoord, Pronoms  ► Audio

  Frans leren   Y et EN  ►  Audio

 

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Met nadruk

Wederkerende voornaamwoorden

Enkelvoud

me, m'

me, m'

moi

me, m'

te, t'

te, t'

toi

te, t'

le, la, l' (en)

lui (y, en)

lui, elle

se, s'

Meervoud

nous

nous

nous

nous

vous

vous

vous

vous

les (en)

leur (y, en)

eux, elles

se, s'

Volgorde van plaats in de zin:

onderwerp

wederkerend

 meew. vw. 

 lijdend voorwerp 

betrekkelijk vnw

betrekkelijk vnw

je

me

me

le

Y

EN

tu

te

te

te

 

 

il/elle/on

se

lui

le/la/l'

 

 

nous

nous

nous

nous

 

 

vous

vous

vous

vous

 

 

ils/elles

se

leur

les

 

 

Voorbeeldzinnen van de woordvolgorde met de ontkennende vorm: 

Het is niet mogelijk om alle functies van de persoonlijk voornaamwoorden in 1 zin te hebben staan, maar toch zijn er zinnen die er een aantal achter elkaar kunnen hebben:

Frans lerenJe m'y suis fait (Ik ben er aan gewend geraakt) Je ne m'y suis pas fait.

Frans leren Tu t'y colles (Je zet je zelf ertoe) Tu ne t'y colles pas.

Frans leren Je te l'amène (Ik neem hem voor je mee) Je ne te l'amène pas.

Frans lerenIls nous y voient (Zij zien ons daar in) Ils ne nous y voient pas.

Frans leren Tu nous l'amènes. (Jij neemt hem voor ons mee) Tu ne nous l'amènes pas.

Frans lerenJe te l'ai dit. Je ne te l'ai pas dit.

Het persoonlijk voornaamwoord als ONDERWERP

De eerste persoon In het enkelvoud (ik) is JE  

Frans leren Je chante Frans leren Je conduis

In het meervoud (wij)is dit NOUS :

Frans lerenNous chantions Frans lerenNous faisons des achats Frans lerenNous sommes arrivés.

  De tweede persoon enkelvoud (jij) is TU

Frans leren Tu chantes Frans leren Tu parles.

    De tweede persoon meervoud is VOUS (jullie, U) 

Frans lerenVous le croyez sincère ? Frans lerenVous allez découvrir cette nouvelle voiture.

 De derde persoon enkelvoud (hij, zij, men, het) is IL, ELLE, ON

Frans lerenLe train est passé ce matin, il ne s'est pas arrêté. 

  De derde persoon meervoud  (zij): ILS, ELLES: - Les facteurs font la tournée et ils sont en avance.

Frans leren Les courses sont terminées, elles étaient passionnantes.

Getal en geslacht : let op bij de volgende zaken:

Het persoonlijk voornaamwoord kan verschillen in: Geslacht (vrouwelijk/mannelijk) :

Frans leren Il est grand / joli Frans leren elle est grande / jolie.

In getal (enkelvoud/meervoud) :

Frans leren Il aime le chocolat Frans leren nous préférons les bonbons.

Persoon :

Frans leren Je chante, tu écris, elle regarde.

 De persoonlijk voornaamwoorden je, me, moitu, toi, te hebben geen bepaling van geslacht (mannelijk/vrouwelijk). Maar, de verbuiging van een voltooid deelwoord gebeurt wel, als het hulpwerkwoord être (zijn) gebruikt wordt, en dan vervoeg je het voltooid deelwoord naar het onderwerp (degene die het werkwoord "vervoegt").

Is het onderwerp mannelijk enkelvoud, dan blijft het voltooid deelwoord onveranderd : 

Frans leren Il est arrivé, il est venu.

Is het onderwerp mannelijk meervoud, dan komt er een -S achter :

Frans leren Ils sont arrivés.

Is het onderwerp vrouwelijk enkelvoud, dan komt er een -E achter :

Frans leren elle est arrivée.

Is het onderwerp vrouwelijk meervoud, dan komet er -ES achter :

Frans leren Elles sont arrivées.

Bij de ik-vorm geldt dit dus ook! - Je suis venu ce matin. (venu (van het werkwoord venir) is mannelijk, dus het onderwerp je is hier mannelijk).
Frans leren Je suis venue ce matin. (venue (met -e) is vrouwelijk, dus het onderwerp je is hier vrouwelijk).

Noot: als in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn wordt gebruikt, dan is dat in het Frans ook zo:

ik ben gekomen = je suis arrivé, ik ben gegaan = je suis allé, ik ben vertrokken = je suis parti, ik ben aangekomen = je suis arrivé, etc., BEHALVE bij "ik ben geweest" j'ai été = 'ik heb geweest'.

Zie ook de uitleg van de verbuiging van het voltooid deelwoord met het:

 hulpwerkwoord AVOIR 

 Het antecedent dat vervangen wordt door het voornaamwoord moet altijd goed aangeduid worden :


Frans leren La justice est indépendante et elle doit le rester. ("Elle" is de derde persoon enkelvoud vrouwelijk, verwijzend naar "justice").


Frans leren Nous apprenons que Juliette a perdu son chien, nous souhaitons qu'elle le retrouve rapidement.

(Elle is de 3e persoon enkelvoud vrouwelijk van Juliette, en le is de 3e persoon enkelvoud lijdend voorwerp mannelijk van chien).

LE, LA, LES: LIDWOORD OF PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD?

le, la, les kunnen behalve persoonlijk voornaamwoord ook lidwoord zijn, maar ze zijn alleen lidwoord als er een zelfstandig naamwoord bij staat ;

Frans leren Le train est passé. (lidwoord: de trein)

Horen ze bij een werkwoord, dan zijn het persoonlijk voornaamwoorden :
 
Frans leren Il a perdu son chien, espérons qu'il le retrouve. (Pers. vnw.: dat hij hem terug vindt)

Frans leren je, me, le, la, te, se zijn persoonlijk voornaamwoorden (voor hun functie, zie het schema boven) die eindigen op een klinker, en wanneer zij voor een woord staan dat met een klinker of een stomme h begint, dan valt hun -e weg.

Dit wordt dus: : j', m', l', t', s'   en ook wanneer ze voor y en en staan :
Frans lerenL'orage est annoncé, j'en suis sûr Frans leren J'y suis, j'y reste Frans leren Tu t'en vas.

Om een versterking, nadruk, accent uit te drukken van een persoonlijk vornaamwoord, kan er het woord même bij komen te staan, als volgt: moi- même (ik... zelf), toi-même (jij... zelf), lui-même (Hij... zelf), elle-même  (zij...zelf), nous-mêmes (wij zelf), vous-mêmes (jullie zelf, u zelf), eux-mêmes (zij/hen ... zelf):
Frans leren Je l'ai aperçue moi-même. (Geen twijfel mogelijk, want moi-même heeft haar zelf gezien)

Gebruik  en functies:

LIJDEND VOORWERP

 Frans leren Tu connais Isabelle ? Oui, je LA connais !

Frans leren Vous connaissez cette histoire ? Non, je ne LA connais pas.

Frans leren Alors, tu m'invites ? Mais oui bien sûr, je T'invite !

Frans leren Tu veux voir ce film ? Oui, je veux LE voir.

Frans leren Vous pouvez faire ces exercices ? Non, je ne peux pas LES faire.

Frans leren Vous nous avez entendus ? Bien sûr, je VOUS ai entendus !

Frans leren Vous avez vu Isabelle ? Oui, je L'ai vue.

Frans leren Vous avez déjà acheté les billets ? Non, je ne LES ai pas encore achetés.

MEEWERKEND VOORWERP, werkwoord met het voorzetsel À

(parler à, répondre à, écrire à, téléphoner à, donner à etc.).

Frans leren Tu écris à Isabelle ? Oui, je LUI écris.

Frans leren Tu téléphones à tes parents ? Non, je ne LEUR téléphone pas.

Frans leren Tu me parles ? Non, je ne TE parle pas.

Frans leren Tu peux demander à l'agent de police ? D'accord, je vais LUI demander.

Frans leren Vous allez écrire à vos collègues ? Non, je ne vais pas LEUR écrire.

Frans leren Tu as répondu à Isabelle ? Oui, je LUI ai répondu.

Frans leren Vous avez donné les billets à Jacques et Isabelle ? Non, nous ne LEUR avons pas encore donné.

Frans leren Tu as montré les photos à Jacques ? Oui, je les LUI ai montrées.

Frans leren Tu as offert ce livre à Isabelle ? Non, je ne le LUI ai pas offert.

MEEWERKEND VOORWERP met voorzetsel à, pour, avec, sans, de

Frans leren C'est pour moi ? Oui c'est pour TOI. Non, c'est pour LUI.

Frans leren Tu vas au cinéma avec Isabelle ? Oui, je vais voir ce film avec ELLE.

Frans leren C'est à moi que tu parles ? Oui, c'est à TOI que je parle. Non, c'est à EUX que je parle. (tegen hen)

Frans leren Il y a quelqu'un devant nous ? Non, il n'y a personne devant VOUS.

Frans leren Tu es sorti avec tes parents dimanche ? Oui je suis allé à la campagne avec EUX.

Frans leren Elle est partie sans ses amies ? Oui, elle est partie sans ELLES.

Frans leren Elle a dîné avec Jacques hier soir ? Non, elle n'a pas dîné avec LUI.

Frans leren Elle t'a parlé de moi ? Oui, elle m'a parlé beaucoup de TOI.

Persoonlijk voornaamwoord met WEDERKERENDE werkwoorden:

se lever, se coucher, se laver, se brosser les dents, se réveiller, se parler, se téléphoner, se voir etc. 

Frans leren Je ME brosse les dents le matin et le soir. (Ik poets mijn tanden 's ochtends en 's avonds)

Frans leren Je ne ME lève jamais avant 8 heures. (Ik sta nooit op voor acht uur.)

Frans leren Tu TE prépares pour l'examen ? (Bereid je je voor op het examen ?)

<Frans leren Il SE lève à six heures tous les jours. (Hij staat iedere dag om zes uur op)

Frans leren Hier, elle S'est couchée très tard. (Gisteren is zij heel laat naar bed gegaan)

Frans leren Elle S'est beaucoup inquiétée hier soir. (Ze was heel ongerust gisterenavond.)

Frans leren Nous NOUS parlons au téléphone chaque jour. (We spreken elkaar iedere dag over de telefoon.)

Frans leren Nous NOUS sommes écrit pendant des années. (We hebben elkaar jarenlang geschreven.)

Frans leren Nous ne NOUS sommes pas vus depuis deux semaines. (We hebben elkaar twee weken niet gezien.)

Frans leren Vous VOUS voyez souvent. (Jullie zien elkaar vaak).

Frans leren Vous VOUS faites du mal à y aller souvent. (U kwelt uzelf door er zo vaak naartoe te gaan.)

Frans leren Ils SE sont connus il y a vingt ans. (Zij hebben elkaar twintig jaar geleden leren kennen.)

Frans leren Ils ne SE lavent jamais. (Ze wassen zich nooit.)

Frans leren Elles ne SE sont jamais croisées. (Zij hebben elkaar nooit ontmoet.)

 Oefeningen persoonlijk voornaamwoorden 

Het persoonlijk voornaamwoord. Verschillende vormen van persoonlijk voornaamwoorden in het Frans.