L'accord du participe passé: uitgang of niet bij het voltooid deelwoord?; Participe passé conjugué avec avoir
L'ACCORD DU PARTICIPE PASSÉ |
HET VOLTOOID DEELWOORD DAT VERVOEGD WORDT MET HET HULPWERKWOORD AVOIR:Krijgt het voltooid deelwoord (participe passé) een uitgang wanneer het vervoegd wordt met het hulpwerkwoord AVOIR ? |
De meeste werkwoorden worden vervoegd met het hulpwerkwoord avoir. |
Wanneer NIET: |
Het voltooid deelwoord dat vervoegd wordt met het hulpwerkwoord AVOIR krijgt normaalgesproken geen uitgang. Een zin bestaat uit de gewone woordvolgorde: Basismodel: onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp + bepaling. Zie hiervoor de Zinsstructuur. In de meeste gevallen staat het lijdend voorwerp namelijk NA het voltooid deelwoord en het hulpwerkwoord AVOIR: - Je vous ai indiqué une route qui mène directement au musée. - Indiqué quoi? ► une route ► het (vrouwelijk) lijdend voorwerp staat er achter ► het voltooid deelwoord indiqué blijft onveranderlijk. Wanneer er geen lijdend voorwerp is, verandert er ook niets: - Elles ont couru (Zij hebben hardgelopen.) -Qu'est-ce qui a couru? ► elles ► onderwerp, maar wat of wie gerend? ► geen lijdend voorwerp ► participe passé couru krijgt geen uitgang. |
Wanneer WEL een uitgang: |
Het voltooid deelwoord dat vervoegd wordt met het hulpwerkwoord AVOIR krijgt een uitgang naar geslacht en getal als het lijdend voorwerp er VÓÓR komt te staan. Dit lijdend voorwerp is mannelijk of vrouwelijk en staat in het enkelvoud of meervoud, en die vorm geeft dan de uitgang aan, te weten -ée, -és, -ées. De uitgangen van het votlooid deelwoord kunnen dus zijn: -e als het gaat om vrouwelijk enkelvoud; -s als het gaat om mannelijk meervoud; -es als het gaat om vrouwelijk meervoud: - Les livres que j'ai donnés (mannelijk meervoud, voltooid deelwoord verandert) De boeken die ik heb gegeven. - Les routes que j'ai indiquées mènent en France. (vrouwelijk meervoud, dus -es erachter.) De wegen die ik heb aangewezen leiden naar Frankrijk. |
HET LIJDEND VOORWERP: welke vorm? |
Het lijdend voorwerp kan dus de volgende vormen hebben : a) een zelfstandig naamwoord: b) uitroep: - Quelle magnifique voiture j'ai aperçue ! (wat een prachtige auto heb ik gezien !) - Aperçu quoi ? ► la voiture ► vrouwelijk lijdend voorwerp vóór het voltooid deelwoord ► uitgang -e c) een betrekkelijk voornaamwoord (que, me, te, nous, vous, le, la, les, que, quel, lequel). Het "antécédent" moet goed geplaatst zijn: d) Het antécédent is een groep woorden waarnaar het betrekkelijk voornaamwoord verwijst : - Juliette que j'ai aperçue chez le docteur est fiévreuse. (Juliette die ik bij de dokter zag heeft koorts.) - Aperçu qui ? ► que ► in de plaats van het antécédent "Juliette" ► vrouwelijk lijdend voorwerp staat er dus vóór ► uitgang |
BASISREGEL |
⇒ Een voltooid deelwoord krijgt geen uitgang van een woord dat nog niet genoemd isElles ont envoyé des fleurs pour son anniversaire. (Wat is er envoyé ? ► "des fleurs" ► vóór of ná het voltooid deelwoord? ► ná het voltooid deelwoord : ► GEEN uitgang) Des fleurs ont été envoyées pour son anniversaire (Wat is er envoyé ? ► "des fleurs" ► vóór of ná het voltooid deelwoord? ► vóór het voltooid deelwoord ►WEL uitgang ) Les fleurs qu'elles ont envoyées pour son anniversaire (Wat is er envoyé ? ► "des fleurs" ► vóór of ná het voltooid deelwoord ? ► vóór het voltooid deelwoord ►WEL uitgang ) "Ai-je déjà parlé des fleurs, au moment où j'écris ce participe ?" |