Ontstaan en ontwikkeling van het Frans
Du françois au français Naissance et évolution du français
Liberté ; Léger Fernand (1881-1955) Paris, Centre Pompidou
Le français est une langue romane.
Het Frans is een Romaanse taal. De grammatica en het grootste deel van de vocabulaire zijn afkomstig uit de spreektaal en de volkstaal van het Latijn.
In het Romeins-Gallische tijdperk werd dit taalgebruik door de jaren heen overgenomen en veranderd. In 842 werd de Eed van Straatsburg ( Les Serments de Strasbourg ) getekend.
Hiermee werd de alliantie tussen Karel de Kale en Lodewijk de Duitser (Charles le Chauve et Louis le Germanique) verzegeld. Dit document werd zowel in de Romaanse als Germaanse taal opgesteld, en wordt beschouwd als het oudste document dat in het Frans geschreven is.
In de Middeleeuwen bestaat de Franse taal uit een grote hoeveelheid dialecten die per streek grote verschillen vertonen. Men gaat de dialecten in twee hoofdgroepen onderscheiden, te weten la langue d’oïl (Nord) en la langue d'oc (Sud). Toen de monarchie in de Capetingische tijd steeds machtiger werd, werd la langue d'oïl steeds meer gebruikt.
Maar we kunnen zeggen dat Frankrijk in die tijd, net als alle andere Europese landen, een tweetalig land is: enerzijds spreekt de grote massa van de bevolking de volkstaal (la langue vulgaire ou vernaculaire), en deze taal wordt ook gebruikt in de literatuur (zoals la Chanson de Roland, le Roman de la rose ...) ; anderzijds is er het Latijn, de taal van de Kerk, de geestelijken, de wijsgeren, het onderwijs, en het is ook het gemeenschappelijke idioom waarmee gecommuniceerd kan worden tussen de volken onderling die ieder een min of meer geïndividualiseerd dialect spreken. Ondanks de voortschrijdende ontwikkeling van het Frans, blijft deze tweetalige coëxistentie tot in de XVIIe eeuw voortduren, en zelfs later nog in de wereld van de Universiteit en de Kerk.
Le français, langue de la nation
L’extension de l’usage du français
De uitbreiding van het Frans spreken (en van een Franse taal die door iedereen begrepen wordt) is evenredig aan de voortgang van het koninklijk bestuur en de justitie in het land. Omgekeerd is deze uitbreiding en de veralgemenisering van het spreken van de Franse taal een bepalende factor voor de opbouw van de Franse natie. Twee wetsartikelen van de ordonnantie van Villiers-Cotterêts, ondertekend door François I in augustus 1539, geven zelfs een juridische grondslag aan deze procedure :
Article 110 : Opdat er geen twijfel moge bestaan over de intelligentie van juridische arresten, eisen wij en ordonneren wij dat deze wel zo duidelijk opgesteld en geschreven worden, dat er noch kan, noch zal zijn, enige ambiguïtieit noch onzekerheid, noch reden tot een verzoek tot interpretatie.
Artikel 111 : En omdat dergelijke zaken vaak zijn voorgevallen bij Latijnse woorden die in voornoemde arresten stonden, eisen wij dat voortaan alle arresten en het geheel van alle andere procedures uit ons soevereine hof en andere ondergeschikte afdelingen, registers, onderzoeken, contracten, commissies, vonnissen, testamenten en elke andere vorm van juridische akten of exploten, uitgesproken, opgetekend zullen worden en afgegeven aan de partijen in de Franse moedertaal en niet anders.
En zo werd het openbare leven van het land onlosmakelijk verbonden aan een nauwgezet gebruik van “ le langage maternel français ”, opdat er “ aucune ambiguïté ou incertitude ” zou bestaan. Deze grondtekst kan gelegd worden naast la Deffence et Illustration de langue françoyse (1549). Dit manifest van een groep die men later “ la Pléiade ” zou noemen, verkondigt exact tien jaar na de ordonanntie van Villiers-Cotterêts, de uitmuntendheid en voornaamheid van het Frans op het gebied van de poëzie. Het wordt zichtbaar dat het vastgelegde belang dat gehecht wordt aan het gebruik van de Franse taal een antwoord is op de eis die tegelijkertijd van politieke, juridische en literaire aard is.
Deze zelfde eis leidt tot de oprichting van de Académie française in 1635. Volgens Marc Fumaroli stichtte Richelieu de Académie om "aan de door de politiek gefundeerde eenheid van het Koninkrijk een eigen taal en stijl te geven om die te symboliseren en te verstevigen. “ Het wetsartikel XXIV uit de statuten stipuleert dat ” de voornaamste functie van l'Académie is om met alle zorg en toewijding te zullen werken aan het opstellen van vaste regels voor onze taal en om haar puur en welbespraakt te maken waardoor kunsten en wetenschappen benoemd kunnen worden. ”
De opzet van Richelieu was zo perfect dat de Académie de eeuwen heeft doorkruist zonder noemenswaardige veranderingen te hebben ondergaan : de regering mocht zich er niet direct mee bemoeien ; hierdoor werd de zorg voor registratie, opstellen en regularisering van het taalgebruik overgelaten aan een onafhankelijke assemblée, die een zelfde status heeft als hogere hoven. Aansporing, voorbeelden stellen en regelgeving zijn op taalgebied doeltreffender wapens dan autoritaire interventie. De pracht en macht van de Franse monarchie, het verfijnen van de cultuur, het perfectioneren van de taal door de Académie en de grammatici, de niet te verwaarlozen invloed van de geëmigreerde protestantse bevolking, maken dat het Frans snel opkomt in de XVIIe en XVIIIe eeuw, de vorming van de natie. Het wordt de taal van de aristocratie en de gecultiveerde bevolking in het Noorden van Europa, in Duitsland, Polen, Rusland ... Het is ook de taal van de diplomatiek. Alle belangrijke verdragen worden in het Frans opgesteld, terwijl daarvoor alles in het Latijn was. Het empire van de Franse taal reikt verder dan het politieke en economische imperium van Frankrijk, en dat volhardt.
Transformations et “ réformes ” de l'ortographe
Sinds de eerste uitgave van de Dictionnaire de l’Académie, wat al een normatieve inspanning zonder weerga was, is de spelling ingrijpend veranderd, zowel vanwege natuurlijke taalevolutie als door ingrijpen van de Académie, lexicografen en grammatici. Bij het nadenken over de spelling moet er rekening worden gehouden met vele gegevens die vaak tegenstrijdig zijn, zoals gewoonten, de wetten van etymologie en uitspraak, de praktijk van het onderwijs, en uitgevers en drukkers.
De Académie heeft zich in haar bestaan tot taak gesteld om een evenwicht te behouden tussen deze verschillende eisen, omdat de ervaring leerde dat abstracte plannen van de hervormers alléén het taalgebruik niet kunnen veranderen.
Dus werd er in 1835 bij de zesde uitgave van de Dictionnaire de spelling hervormd door woorden eindigend op -ois in -ais te veranderen omdat dit al heel lang als è werd uitgesproken (le françois, j'étois, etc.), een hervorming die door Voltaire de eeuw daarvoor al was aangevraagd.
In de XIXe eeuw hebben het onderwijs en de scholen ongetwijfeld iets bijgedragen aan het vaststellen van de spelling, terwijl daarnaast grote hervormingsprojecten op stapel stonden. Het educatief systeem had strakke regels nodig die onderwezen konden worden aan de leerlingen. Na verscheidene heftige debatten kwamen er twee uitspraken in 1900 en in 1901 die eenvoudige zins- en spellingsvrijheden vastlegden voor examens en concoursen van het Openbaar Onderwijs.
In 1990 liet het Conseil supérieur de la langue française een document verschijnen in het Journal officiel getiteld Les rectifications de l’orthographe. Hierin stonden de volgende voornaamste plannen voor veranderingen :
— een aantal woorden mocht aan elkaar geschreven worden (portemonnaie, pingpong ...) ;
— een eenheid voor het vormen van het meervoud van samengestelde woorden (un perce-neige, des perce-neiges, un garde-malade, des garde-malades ...) ;
— de mogelijkheid om bij bepaalde woorden het accent circonflexe op de i en de u weg te laten (voute, traitre, paraitre, huitre ...) ;
— het accent grave op de e wanneer deze nà een andere letter en vóór een lettergreep met een stomme e staat (évènement, cèleri, sècheresse, règlementaire — comme règlement —, règlementation ...)
— het toepassen van de gebruikelijke spellingsregels en uitgangen op woorden uit een andere taal (des imprésarios, un diésel, les médias ...).
— rectificatie van enkele onregelmatigheden in de spelling (charriot, imbécilité, nénufar, relai ...).
Ondanks de bescheidenheid en de redelijkheid van deze voorstellen, greep de pers ze aan om er een kunstmatige polemiek van te maken. De Académie keurde het document unaniem goed, maar bleef wel trouw aan de traditie die zij tot nu toe had gevolgd ; om deze reden verzocht zij om “ voornoemde regels noch dwingend, noch op voorschrift van het ministerie op te leggen ”. Men wenste wel dat “ deze versimpelingen en vereenvoudigingen op de proef zouden worden gesteld om te kijken of zij de tijd zouden doorstaan ” ; la Compagnie heeft er een aantal van opgenomen in de Dictionnaire, en de andere worden aan het eind van het naslagwerk genoemd.