Paul Verlaine, Quinze jours en Hollande. 36

 
Paul Verlaine, Quinze jours en Hollande, Lettres à un ami.   Johan Thorn Prikker  Brieven  Philippe Zilcken  Souvenirs la Revue Blanche 1896.    Johan Thorn Prikker . Frans leren, Vivienne Stringa

Nooit is er iets groots als geheel afgemaakt door een vrouw. Daarom waren het groote sjappies, hij verachtte ze met innigheid.

    Maar nu over de ontmoeting. Ze kenden elkaar uit Parijs, Verlaine gaf hem de hand, de Sar boog diep, en zeide zoo iets van “ le plus grand maître français ”. Ze praatten nog even samen, en toen wij aan ‘t interviewen. Ik op Verlaine af, en gevraagd hoe hij den Sar vond. Hij zei woordelijk : ‘hij is heel artistiek, heeft een mooi boek gemaakt (“Le Vice Suprême”) , maar er zit een streepje door hem'. Verlaine zei verder, dat den Sar altijd heel beleefd tegen hem was, hij stuurde hem al zijne boeken ter leen, en kreeg die, welke de Sar maakte, altijd in eigendom. Hij zei ook, de Sar was vroeger een groot artiest, maar hij gaat achteruit, dat weet hij ook wel, daarom doet hij mooie pakjes aan, om succes te zoeken voor hem en de Rose et Croix.

    De Sar van zijn kant vond Verlaine de grootste artiest van Frankrijk, en werd woedend, toen we hem vertelden, dat de lui hier niet op de lezeing van Verlaine wilden komen, “omdat hij een gemene vent was”. Eerst C., de boekenfrik, die hoorde dat Blok zulke dikke vrienden met hem was . “ Blok is geen solide boekhandelaar daarom doe ik niet mee voor Verlaine” (logica). Toen menschen als zelfs Mesdag en zoo, die beschuldigden hem ook van gemeene dingen, dus kwam ook niet. Ten Brink in Leiden spande de kroon. Hij zeide : “ Ik zal doen wat ik kan om de lezing van een spitsboef tegen te gaan ” (!!!!!!!) Hij wilde dat zelfs achter op het inteekenbiljet zetten, dat hem aangeboden werd, maar dat werd geweigerd.

 
Paul Verlaine, Quinze jours en Hollande, Lettres à un ami.   Johan Thorn Prikker  Brieven  Philippe Zilcken  Souvenirs la Revue Blanche 1896.    Johan Thorn Prikker . Frans leren, Vivienne Stringa

    De Sar, wien we dit vertelden, zeide dat hij dit in zijne lezing in Leiden zou zeggen voor alle professoren, wat hij dan ook gedaan heeft, zelfs verzen voorgelezen van Verlaine, aan al die menschen, die zoo op hem gescholden hadden.

    Tot slot van zijn verblijf hier hebben we een déjeuner gehad, met Verlaine en de Sar over elkaar aan tafel. De Sar zag er weer fameus uit, had een zwart satijnen blouse met zilver fluweelen broek, hooge grijze rijlaarzen, een paarse das met witte kant, een astrakanmutsje, en grooten, zwarten mantel. Verlaine had zijn vilten hoed op, met zijn rooden foulard om. Dit moet gezegd worden, de Sar was een aangenaam causeur. Verlaine zei niet zooveel als de Sar, maar was satyriek. Hij had lol over den Sar, die ondanks al zijne antipathie voor de vrouw, naast mevrouw *** (de vrouw van een belgischen schilder) zat, en druk en heel hoffelijk met haar praatte. S. heeft toen een aardig spietsje gehouden. Hij zei tegen den Sar: “ Ik ben geëngageerd, en hou heel veel van mijn meisje, ik geloof dat ze goed is. Daarom drink ik, onder de hoede van Verlaine,die zooveel mooi verzen op de liefde heeft gemaakt, op de dames die hier aanwezig zijn ”. De Sar dronk natuurlijk meê, maar zei heel leuk : “ Op uwe dwaling, meneer S.”

    ‘s Middags na het déjeuner zijn we naar Scheveningen gegaan. In Leiden heeft de Sar heel goed gesproken over de schilderijen van Lucas van Leijden. Hij zeide : “dit is een van de grootste kunstenaars na Botticelli”.

PAUL VERLAINE. QUINZE JOURS EN HOLLANDE