Persoonlijk voornaamwoorden "Y" en "EN" Audio. Luistervaardigheid Frans Grammatica
Voornaamwoorden: Y en EN
Luistervaardigheid Frans Grammatica
De Franse voornaamwoorden Y en EN nemen een aparte plaats in voor wat betreft gebruik en betekenis. Beide woorden betekenen over het algemeen 'er', of 'daar' of 'daarvan, ervan'. Maar er zijn ook betekenissen die in het Nederlands heel anders worden. In het Nederlands is het soms moeilijk om te weten welke vorm je moet gebruiken, op welke plek het in de zin moet staan, waar het naar verwijst uit eerdere context en wat het betekent.
Op deze pagina worden een aantal voorbeelden gegeven met luisterfragmenten. Zie voor meer uitleg ook HIER
De verschillende functies van Y en EN.
Y |
EN |
|||
bepaling |
bepaling |
|||
van plaats |
indirect: voorzetsels als "à" |
van plaats |
direct: onbepaald of delend lidwoord |
indirect: voorzetsel "de" |
3e persoon enkelvoud of meervoud |
Gebruik
Bijwoordelijke bepaling van plaats voorafgegaan door À, EN of CHEZ
Y
– Tu habites à Paris ? – Oui, j'y habite. (Ik woon er.)
– Tu vas au bureau aujourd'hui ? – Non, je n'y vais pas. (Nee ik ga er niet naartoe.)
– Et demain ? – Oui, je vais y aller. (Ja ik ga er naartoe.)
– Tu aimerais aller en Chine ? – Oui, j'aimerais y aller. (Ja ik zou er graag naartoe gaan.)
– Vous êtes déjà allé chez le dentiste ? – Non, je n'y suis pas encore allé. (Nee ik ben er nog niet geweest.)
Gebruik bij werkwoorden met het voorzetsel À.
(penser à qqch; réfléchir à qqch; veiller à qqch).
– Tu penses quelquefois à ton avenir ? – Oh oui, j'y pense tout le temps. (Ja, ik denk er aldoor aan.)
– Vous avez pensé à acheter le journal ? – Oh non, désolé, je n'y ai pas du tout pensé.
– As-tu réfléchi à ce que tu vas faire plus tard ? – Non, pas du tout, je n'y ai pas encore réfléchi. (Nee ik heb er helemaal nog niet over nagedacht.)
– J'espère que tout se passera bien. – Ne vous inquiétez pas, je vais y veiller. (Wees gerust, ik zal er over waken.)
EN
Bijwoordelijke bepaling voorafgegaan door DE
– Vous venez de Paris ? – Oui, j'en viens. (Ja ik kom er vandaan.)
– Et la Chine, vous y êtes déjà allé ? – Oui, j'en reviens justement. (Ja ik kom er net vandaan.)
Lijdend voorwerp voorafgegaan door een onbepaald lidwoord (un, une, des) of delend lidwoord (du, de la, des).
– Tu as de l'argent ? – Oui, j'en ai ! (Ja ik heb 'ervan'/ Ja dat heb ik)
– Tu as une voiture ? – Non, je n'en ai pas. (Nee ik heb er geen.)
– Tu veux encore des pommes de terre ? – Non merci, je n'en veux plus. (Nee ik wil er geen meer.)
– Vous avez acheté des fruits ? – Oui j'en ai acheté. (Ja, die heb ik gekocht/ ja ik heb (ervan) gekocht.)
– Vous avez trouvé un travail ? – Non, je n'en ai pas encore trouvé. (Nee ik heb er nog geen gevonden.)
– Vous aviez des amis dans cette soirée ? – Oh oui, j'en ai rencontré beaucoup. (Ja daar heb ik er veel van ontmoet.)
Ingeleid en voorafgegaan door het voorzetsel DE ( parler de, se souvenir de, se servir de).
– Elle vous parle de son travail ? – Oui, elle m'en parle souvent. (Ja ze heeft het er vaak over.)
– Tu te souviens de ce jour-là ? – Non, je ne m'en souviens pas du tout. (Nee dat herinner ik me helemaal niet.)
– Qu'est-ce que c'est ? – C'est un stylo, je m'en sers pour écrire. (Die pen gebruik ik om mee te schrijven.)
– Tu lui a parlé de notre projet ? – Non, je ne lui en ai pas encore parlé. (Nee ik heb het er nog niet met hem over gehad.)
– Elle est neuve votre voiture ? – Oui, je ne m'en suis jamais servi. (Ja ik heb hem nog nooit gebruikt.)
Lijdend voorwerp |
Meewerkend voorwerp |
Met nadruk na voorzetsel |
Wederkerend |
Y en
|