werkwoorden, a
A B C D E F G H I K L M N O P R S T U V W Z
- Acheter, kopen
- l'Accord du participe passé nº1
- l'Accord du participe passé nº2
- l'Accord du participe passé avec EN nº3
- Attendre,wachten
- Acheter?, kopen?
- Ademen, respirer
- Afmaken, gaan, finir, aller
- Agir, handelen, doen
- Aimer, houden van
- Aimer ?, houden van ?
- Aller, gaan,ALLER + HET HELE WERKWOORD (INFINITIF)
- Aller, gaan
- Aller , finir , gaan + Afmaken
- Kan meerdere betekenissen hebben: houden, vasthouden, AANHOUDEN, tenir
- Être aimé, geliefd zijn, bemind worden
- Aller ? gaan ?
- Auxiliaires Avoir et Être
- Ne pas aller, niet gaan
- Avoir, hebben
- Avoir, être, Niet zijn (ontkenning van zijn)
- Avoir, être,DE HULPWERKWOORDEN (LES AUXILIAIRES),auxilières avoir et être
- Avoir, être.HET WERKWOORD AVOIR, ÊTRE: GEBRUIK EN BETEKENIS.Utilisation des auxiliaires avoir et être
- S'en aller, weggaan
- Apprendre, leren
- Arrêter, ophouden
- S'asseoir, gaan zitten
- Apprendre, wachten
- Ne pas Avoir (voix passive) Niet hebben(passive forme)
- Ne pas Avoir (voix active) Niet hebben(actief)
- Aller + hele werkwoord
- Aller + infinitif